1B3 2 april 2023- start thema 2: disk bellen/mailen woordenschat, meervoud, lichaam
Welkom allemaal!
NT2
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo b, havoLeerjaar 1
Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 120 min
Éléments de cette leçon
Welkom allemaal!
NT2
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen?
DISK woorden thema 2
Grammatica: meervoud
Slide 2 - Diapositive
Bellen en mailen, dag 3 t/m 5
Slide 3 - Diapositive
de gemeente
stuk land + een stad en dorpen in de buurt
de burgemeester is de baas, hij/zij bestuurt de gemeente.
de gemeente - de gemeenten
zin:Ik woon in de gemeente Den Helder.
Slide 4 - Diapositive
het gesprek
twee of meer mensen praten met elkaar
synoniem: de conversatie
een gesprek voeren/hebben
het gesprek - de gesprekken
zin: Ik heb morgen een gesprek.
Slide 5 - Diapositive
goed
positief
juist of correct
leuk of prima
zin: Dat is heel goed van jou.
zin: Goed gedaan hoor!
Slide 6 - Diapositive
halen
meenemen naar hier
werkwoord: ik haal - wij halen
zin: Ik haal mijn zusje van school.
zin: Zij haalt haar boek uit de tas.
zin: Wij halen patat, lekker!
Slide 7 - Diapositive
(de) keer
1. maal (x) bij een vermenigvuldiging
2. tijdstip waarop iets gebeurt
zin:Wij hebben twee keer pauze.
zin: Deze keer winnen wij!
zin:15 x 43 =
Slide 8 - Diapositive
krijgen
je mag iets hebben
gratis
werkwoord
zin: Ik krijg een snoepje.
zin: Zij krijgen een kado.
Slide 9 - Diapositive
komen
werkwoord
ik kom - wij komen
naar deze plaats gaan
zin: Ik kom morgen niet op school want ik heb een afspraak.
komen uit
zin: Waar kom jij vandaan? Ik kom uit Noorwegen.
Slide 10 - Diapositive
laat
1. niet op tijd
2. tijd gaat sneller dan je dacht
geen fijn gevoel
zin: Ik ben te laat op school.
zin: De docent gaat laat naar huis.
Slide 11 - Diapositive
luisteren
horen
met aandacht
werkwoord
zin: De leerlingen luisteren naar de docent.
zin: Ik luister graag naar muziek.
Slide 12 - Diapositive
makkelijk
kost weinig moeite
eenvoudig
niet moeilijk
zin: Deze opdracht is makkelijk.
zin: Een zon tekenen is makkelijk.
Slide 13 - Diapositive
moeilijk
kost veel moeite
lastig
niet makkelijk
zin: Deze sommen zijn moeilijk.
zin: Netjes werken is moeilijk.
Slide 14 - Diapositive
moeten
nodig
verplicht
werkwoord
zin: Wij moeten elke dag naar school.
zin: Ik moet goed mijn best doen.
Slide 15 - Diapositive
morgen
de dag na vandaag
zin: Ik ga morgen op verhuizen.
zin: Morgen ben ik jarig.
Slide 16 - Diapositive
de ochtend
begin van de dag
tussen nacht en middag
de ochtend - de ochtenden
zin: Ik begin de ochtend met een ontbijt.
zin: Deze ochtend is erg koud.
Slide 17 - Diapositive
de opdracht
taak die je krijgt
moet je maken of doen
de opdracht - de opdrachten
zin: Ik maak morgen twee opdrachten.
zin: De opdracht is klaar.
Slide 18 - Diapositive
de plaats
een plek
waar je bent
de plaats - de plaatsen
zin: Ik zit op deze plaats.
zin: Den Helder is een goede plaats om te wonen.
Slide 19 - Diapositive
Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema 'Bellen en mailen'.
Slide 20 - Diapositive
Een gemeente is .................
A
een stuk land met een stad en dorpen.
B
een dorp
C
een rivier
D
een stad
Slide 21 - Quiz
Wie bestuurt de gemeente?
A
de koning
B
De politieagent
C
de minister-president
D
de burgemeester
Slide 22 - Quiz
In welke gemeente woon jij?
timer
0:30
Slide 23 - Question ouverte
Twee mensen praten. Zij hebben een ..........
A
afspraak
B
wedstrijd
C
gesprek
D
conversatie
Slide 24 - Quiz
Vul het goed woord in.
Ik heb mijn huiswerk niet gedaan, nu wil mijn leraar een ............... voeren met mij.
A
feestje
B
gesprek
C
conversatie
D
contract
Slide 25 - Quiz
Het woord 'keer' hoort bij
A
een plaats
B
een vermenigvuldiging
C
een optel som
D
een tijdstip
Slide 26 - Quiz
Maak een zin met het woord: keer
Slide 27 - Question ouverte
Het woord 'laat' hoort bij..............
A
plaats
B
tijd
Slide 28 - Quiz
Wat zegt jouw leraar wanneer je laat in de klas bent?
A
Alweer laat!
B
Kom op tijd!
C
Vertrek eerder van huis!
D
Niet meer te laat komen!
Slide 29 - Quiz
DISK
Lezen
Luisteren
Spreken
Schrijven
Woordenschat
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Vidéo
Het meervoud
Eén is enkelvoud
Twee of meer is meervoud
Slide 32 - Diapositive
Voet - voeten, lip - lippen
Zo maak je het meervoud:
één voet - twee voeten
één wang - twee wangen
één arm - twee armen
één tand - tien tanden
Je maakt het meervoud vaak met -en
Slide 33 - Diapositive
Let op woorden met een korte klank!
één pan - vier pannen
één lip - twee lippen
één zus - vijf zussen
één bed - drie bedden
Heeft het enkelvoud een klinker met daarna één medeklinker?
Je schrijft het meervoud met twee medeklinkers.
Het enkelvoud en het meervoud hebben een korte klank.
Slide 34 - Diapositive
Wat is het meervoud van bord?
Slide 35 - Question ouverte
Wat is het meervoud van taart?
Slide 36 - Question ouverte
Wat is het meervoud van kip?
Slide 37 - Question ouverte
Wat is het meervoud van vinger?
Slide 38 - Question ouverte
Been - benen, huis - huizen
Heeft het enkelvoud twee dezelfde klinkers met daarna één medeklinker? Eén klinker gaat weg in het meervoud. Het enkelvoud en het meervoud hebben een lange klank.
één been - twee benen
één oog - twee ogen
één muur - vier muren
één raam - vijf ramen
Slide 39 - Diapositive
Let op! Heeft het enkelvoud twee klinkers of een ij ?
- Is de laatste letter een f ? Je schrijft het meervoud met een v.
één neef - twee neven
één vijf - vijf vijven
- Is de laatste letter een s ? Je schrijft het meervoud met een z :
één huis - vier huizen
één prijs - drie prijzen
Slide 40 - Diapositive
Wat is het meervoud van brief?
Slide 41 - Question ouverte
Wat is het meervoud van straat?
Slide 42 - Question ouverte
Wat is het meervoud van doos?
Slide 43 - Question ouverte
Wat is het meervoud van school?
Slide 44 - Question ouverte
Dokter - dokters
Soms maak je het meervoud anders. Heeft een woord twee of meer lettergrepen? Na -e, -el, -en en -er schrijf je een -s in het meervoud.
één meisje - twee meisjes
één sleutel - twee sleutels
één jongen - drie jongens
één dokter - vier dokters
Slide 45 - Diapositive
Wat is het meervoud van winkel?
Slide 46 - Question ouverte
Wat is het meervoud van ijsje?
Slide 47 - Question ouverte
Wat is het meervoud van badkamer?
Slide 48 - Question ouverte
Wat is het meervoud van oven?
Slide 49 - Question ouverte
Hebben jullie nog vragen?
Slide 50 - Question ouverte
Zelfstandig werken
Maak DISK online, onderdeel grammatica opdracht 4.1.