Hoofdstuk 3 weer en klimaat quiz
Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
A
Het is hetzelfde
B
Het weer is klimaat over een lange periode
C
Het klimaat is weer over lange periode
1 / 20
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
A
Het is hetzelfde
B
Het weer is klimaat over een lange periode
C
Het klimaat is weer over lange periode
Slide 1 - Quiz
Wat is luchtdruk?
A
De druk van lucht op de aarde
B
De luchtlaag rond de aarde
C
Opstijgende lucht
D
Dalende lucht
Slide 2 - Quiz
Een lagedrukgebied heet ook wel een depressie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Wat is nog een andere naam voor een lagedrukgebied?
Slide 4 - Question ouverte
De wet van Buys Ballot luidt..
A
Op het NH heeft de wind een afwijking naar links met de wind in de rug.
B
Op het NH heeft de wind een afwijking naar rechts met de wind in de rug.
Slide 5 - Quiz
De wet van Buys Ballot =
A
Wind waait van een lagedrukgebied naar een hogedrukgebied
B
Wind waait van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied
Slide 6 - Quiz
De wet van Buys Ballot=
A
Lucht verplaatst zich op het NH met een afwijking naar rechts
B
Wind verplaatst zich op het NH met een afwijking naar links
Slide 7 - Quiz
Begrijp je de 2 wetten van Buys-Ballot?
A
Ja
B
Nee
C
Mwoah
Slide 8 - Quiz
Waarom is het rond de evenaar warmer dan op hogere breedte?
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Wind waait bij een lagedrukgebied
A
Tegen de klok in
B
Met de wijzers van de klok mee
Slide 11 - Quiz
Wind waait bij een hogedrukgebied
A
Tegen de klok in
B
Met de wijzers van de klok mee
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Diapositive
Hoe noemen we het paarse lijntje in de foto?
Slide 14 - Question ouverte
Bij welk van de fronten zal het het hardst regenen?
A
Warmtefront
B
Koudefront
Slide 15 - Quiz
Lagedrukgebied
Hogedrukgebied
Minimum
Maxiumum
Droog
Zonnig
Bewolkt
Neerslag
Weinig luchtdeeltjes
Veel luchtdeeltjes
Lucht stijgt
Lucht daalt
Slide 16 - Question de remorquage
Met albedo wordt bedoeld
A
de opnamecapaciteit van het aardoppervlak
B
het weerkaatsingsvermogen van het aardoppervlak
C
het saldo van de inkomende en uitgaande straling
D
het verstrekt broeikaseffect
Slide 17 - Quiz
Als er meer CO2 in de atmosfeer zit ...
A
wordt het warmer in Nederland
B
Warmt de aarde langzaam op
C
Koelt de aarde langzaam af
D
Blijft de temperatuur op aarde gelijk
Slide 18 - Quiz
Wat is het broeikaseffect
A
Dit is vrijgekomen CO2 die niet meer kan worden opgenomen en opgeslagen door bomen en planten
B
Gassen als koolstofdioxide, waterdamp en methaan vormen een deken over de aarde waardoor warmte wordt vastgehouden
C
Gassen als koolstofdioxide, waterdamp en methaan zorgen voor meer regenval waardoor het zeeniveau stijgt
Slide 19 - Quiz
Tussen 1945 en 1976 was er een kleine dip in de gemiddelde temperatuur
A
Waar, oa door aerosolen en zonnevlekken
B
Waar, het broeikaseffect is dus onzin
C
Niet waar, meer CO2 > hogere temperatuur
D
Waar, een uitzondering op de regel
