Herhaling aarde deel 1 (circulatie en klimaat)

Aarde - klimaat en landschap

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Aarde - klimaat en landschap

Slide 1 - Diapositive

Klimaatsysteem Aarde
Lesdoel:
  • je kan aan het einde van de les vertellen welke klimaten er zijn
  • je kan aan het einde van de les vertellen welke klimaatkenmerken horen bij de klimaten
  • Je kan een klimaatgrafiek lezen en plaatsen bij het juiste klimaat
  • Je kunt uitleggen hoe warme en koude zeestromen ontstaan
  • Je kunt uitleggen welke invloed de zeestromen hebben op de klimaatgebieden op aarde

Slide 2 - Diapositive

De Noorse havenstad Narvik ligt boven de poolcirkel. De Canadese havenstad Goose Bay ligt op dezelfde breedte als Amsterdam. Toch bevriest de haven van Narvik in de winter niet en de haven in Canada wel. Waar heeft dat mee te maken?
A
Met de instraling van de zon
B
Met de verschillende vegetatiezones
C
Met de oceanische circulatie
D
Met de aanwezigheid van gebergte en de regenschaduw

Slide 3 - Quiz

Oceanische circulatie

Slide 4 - Diapositive

- Zeestromen: dominante stroming op zee, vaak in de richting van de overheersende wind en daardoor aangedreven. 
       - warme zeestroom: vanuit relatief warm gebied naar een relatief koud gebied
       - koude zeestroom: vanuit relatief koud gebied naar een relatief warm gebied             verdeling temperatuur. 
 Uitzonderlijke situatie rond Antarctica: westenwinddrift rond continent isoleert het landoppervlak. Hierdoor ontstaat grote witte ijskap die zonlicht weerkaatst en daardoor het relatief koud is op aarde. 

 - Thermohaliene circulatie: stroming vanzeewater op enige tot grote diepte, aangedreven door wegzakken koud en zout water bij diepwaterpomp. 
       - koud door breedteligging 
       - zout door verdamping water op lage breedte en opslaan water in ijs op hoge              breedte.
De draaing van de aarde en de ligging continenten hebben ook invloed op de oceanische circulatie.      

Slide 5 - Diapositive

De klimaatfactoren 
  • Breedteligging

  • Hoogteligging

  • Ligging van gebergten

  • Overheersende windrichting / zeesromen

  • Land- en zeeverdeling

Slide 6 - Diapositive

Het klimaatsysteem van Köppen
A Tropische klimaten
B Droge klimaten
C Gematigde klimaten
D Landklimaten
E Koude klimaten

Slide 7 - Diapositive

Het klimaatsysteem van Köppen

Slide 8 - Diapositive

Klimaatgebieden

Slide 9 - Diapositive

Klimaten en kenmerken
  • Maak aantekeningen
  • Schets de bijbehorende grafieken (zonder cijfers, zonder details)
  • Stel vragen als je het niet snapt

Slide 10 - Diapositive

Tropische klimaten
Tropisch regenwoudklim. Af
- temp. altijd boven de 18 graden
- hele jaar door neerslag
- kent geen seizoenen - altijd warm
- dichte begroeiing 
Savanneklimaat Aw
- gem. temp. rond de 18 graden
- neerslag is onregelmatig
- natte en droge periode
- groei bomen, struiken en gras

Slide 11 - Diapositive

Droge klimaten
Steppe klimaat BS
- gem. temp. 18 graden
- korte periode neersag
- groeit wat gras en struiken


Woestijn klimaat BW
- wisselende temperatuur
- nauwelijks tot geen neerslag
- groeit vrijwel niets

Slide 12 - Diapositive

Gematigde klimaten C f/s/w
(Gematigde) zeeklimaat:
- temperatuur in de zomer en winter gematigd zacht
- hele jaar door neerslag
- invloed van de zee
- loofbomen


Slide 13 - Diapositive

Continentale klimaten
Landklimaat
- warme zomers, koude winters
- hele jaar door neerslag vooral in zomer
- naaldbomen

Slide 14 - Diapositive

Polaire klimaten E
Toendraklimaat ET
- temp. komt niet boven de 18 gr.
- neerslag hele jaar wisselend
- groeit enkel gras en mos

Poolklimaat EF / Hooggebergte EH
- temp. altijd gem. 0 graden
- neerslag heel jaar door
- geen seizoenen - altijd koud
- groeit vrijwel niets

Slide 15 - Diapositive

Kortom: Klimaat kenmerken
A TROPISCH KLIMAAT: warmer dan 18 graden en veel neerslag 
B DROOG KLIMAAT:  hele jaar weinig neerslag - droog
C ZEEKLIMAAT: koele zomers en zachte winters - neerslag 
D LANDKLIMAAT: hete zomers en koude winters - neerslag
E POOLKLIMAAT:  hele jaar lage temperaturen - koud

Uit het hoofd leren!

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Oud examenopdracht
      Opdrachten           Bronnen            Antwoorden

Slide 18 - Diapositive

Atlaskaarten

Slide 19 - Diapositive

Exit Ticket
Hoe goed heb je de les begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage