Jaar 2 les 1: herhaling Lire, Grammaire, parler
1 / 27
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Wat betekent 'je m'appelle'?
A
ik ben
B
ik heet
C
ik woon
D
ik heb
Slide 4 - Quiz
Wat betekent 'aussi'?
A
ook
B
groot
C
leuk
D
hoe
Slide 5 - Quiz
Wat betekent 'il y a'?
A
het is
B
dat is
C
dit is
D
er is/ er zijn
Slide 6 - Quiz
Wat betekent 'le quartier'?
A
de straat
B
de stad
C
het land
D
de wijk
Slide 7 - Quiz
Wat betekent 'la fille'?
A
de stad
B
het meisje
C
de vriendin
D
de klas
Slide 8 - Quiz
Wat betekent 'qui'?
A
wie
B
ja
C
ik
D
nee
Slide 9 - Quiz
Hoe zeg je in het Frans:
ik woon in Utrecht
ik woon in Utrecht
Slide 10 - Question ouverte
Hoe zeg je in het Frans:
hoe heet jij?
hoe heet jij?
Slide 11 - Question ouverte
Hoe zeg je in het Frans:
dank je wel, tot ziens
dank je wel, tot ziens
Slide 12 - Question ouverte
Vul de goede vorm van être in op de puntjes:
Tu ..... Arthur
Tu ..... Arthur
A
suis
B
es
C
est
D
sont
Slide 13 - Quiz
Vul de goede vorm van être in op de puntjes:
Sarah et Julie ...... au collége.
Sarah et Julie ...... au collége.
A
suis
B
es
C
est
D
sont
Slide 14 - Quiz
Vul de goede vorm van être in op de puntjes:
Moi, je ......... très contente.
Moi, je ......... très contente.
A
suis
B
es
C
est
D
sont
Slide 15 - Quiz
Vul de goede vorm van être in op de puntjes:
Ma mère ........... au supermarché.
Ma mère ........... au supermarché.
A
suis
B
es
C
est
D
sont
Slide 16 - Quiz
Waar is/ Waar zijn ...
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles
Où est le bus? ..... est à la Tour Eiffel.
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles
Où est le bus? ..... est à la Tour Eiffel.
A
il
B
elle
C
ils
D
elles
Slide 17 - Quiz
Waar is/ Waar zijn ...
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles
Où est la Tour Eiffel? ..... est à Paris.
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles
Où est la Tour Eiffel? ..... est à Paris.
A
il
B
elle
C
ils
D
elles
Slide 18 - Quiz
Waar is/ Waar zijn ...
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles
Où sont les monuments? ..... sont dans le centre de la ville.
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles
Où sont les monuments? ..... sont dans le centre de la ville.
A
il
B
elle
C
ils
D
elles
Slide 19 - Quiz
Waar is/ Waar zijn ...
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles
Où est l'hôtel? ..... dans la rue Petit.
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles
Où est l'hôtel? ..... dans la rue Petit.
A
il
B
elle
C
ils
D
elles
Slide 20 - Quiz
Waar is/ Waar zijn ...
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles
Où sont les photos? ..... sont dans l'album.
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles
Où sont les photos? ..... sont dans l'album.
A
il
B
elle
C
ils
D
elles
Slide 21 - Quiz
Waar is/ Waar zijn ...
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles
Où est la piscine? ..... est au centre.
Wat vul je in op de puntjes? Kies uit il, elle, ils, elles
Où est la piscine? ..... est au centre.
A
il
B
elle
C
ils
D
elles
