Woordsoorten

Woordsoorten
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Woordsoorten

Slide 1 - Diapositive

Wat is het werkwoord in de zin?
De oude kat sprong op de kast.
A
De
B
kast
C
sprong
D
oude

Slide 2 - Quiz

Wat is het lidwoord?
De oude kat sprong op de kast.
A
oude
B
de
C
kat
D
op

Slide 3 - Quiz

Welke zelfstandige naamwoorden zitten er in?
De oude kat sprong op de kast.
A
Oude en kat
B
Kat en de
C
Oude en kast
D
Kat en kast

Slide 4 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
De oude kat sprong op de kast.
A
oude
B
kat
C
op
D
kast

Slide 5 - Quiz

Wat is het voorzetsel?
De oude kat sprong op de kast
A
kast
B
sprong
C
op
D
de

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Vidéo

Woordsoorten
Werkwoorden --> Wat iets of iemand doet.
Lidwoorden --> De, het en een. Staat voor een een zelfstandignaamwoord.
Zelfstandige naamwoorden --> Een mens, een dier, een ding en namen.
Bijvoegelijke naamwoorden --> Eigenschappen of kenmerken.
Voorzetsels --> Geeft aan waar, wanneer en waarom.

                                    De oude kat sprong op de kast.

Slide 8 - Diapositive

Hebben de honden de smerige modder in hun witte vacht al schoongelikt?
Vul het zelfstandig werkwoord in.

Slide 9 - Question ouverte

Hebben de honden de smerige modder in hun witte vacht al schoongelikt?
Vul het hulpwerkwoord in.

Slide 10 - Question ouverte

Hebben de honden de smerige modder in hun witte vacht al schoongelikt?
Vul de zelfstandige naamwoorden in.

Slide 11 - Question ouverte

Hebben de honden de smerige modder in hun witte vacht al schoongelikt?
Vul de lidwoorden in.

Slide 12 - Question ouverte

Hebben de honden de smerige modder in hun witte vacht al schoongelikt?
Vul de bijvoeglijke naamwoorden in.

Slide 13 - Question ouverte

Hebben de honden de smerige modder in hun witte vacht al schoongelikt?
Vul het voorzetsel in.

Slide 14 - Question ouverte

Lidwoord
Werkwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoegelijk naamwoord
Voorzetsel
Zaterdag
hebben
we
een
lange
rit
naar
het
mooie
strand
gemaakt.

Slide 15 - Question de remorquage

Lidwoord
Werkwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoegelijk naamwoord
Voorzetsel
De
kinderen
maken
voetballen
van
kapotte
autobanden.

Slide 16 - Question de remorquage

Iedereen
zijn
Lidwoord
Werkwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoegelijk naamwoord
Voorzetsel
verkoopt
oude
spullen
op
de 
rommelmarkt.

Slide 17 - Question de remorquage