Spelling herhaling h1 t/m 5 (werkwoordspelling) - 2GS1

Spelling herhaling h1 t/m 5 (werkwoordspelling)

KM2A
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Spelling herhaling h1 t/m 5 (werkwoordspelling)

KM2A

Slide 1 - Diapositive

Lesplanning
- Herhaling theorie werkwoordspelling h1 t/m 5 + oefeningen

- Maak extra oefeningen over werkwoordspelling

Lesdoel:
Je kent de regels over werkwoordspelling.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Ik ... (vinden) dat echt niet leuk.

Slide 4 - Question ouverte

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Hij ... (worden) straks opgehaald.

Slide 5 - Question ouverte

Schrijf de persoonsvorm op de juiste manier:

Mijn vriend ... (geloven) dat nooit.

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Noteer de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd.

Hij ... (durven) vorige week niet alleen over straat.

Slide 9 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd.

De meisjes ... (blozen) net bij het compliment.

Slide 10 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd.

Mijn moeder ... (stoten) zich gister aan het kastje.

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Noteer het juiste voltooid deelwoord in:

Het was nog maar net ... (gebeuren).

Slide 15 - Question ouverte

Noteer het juiste voltooid deelwoord in:

Hij heeft altijd veel ... (dansen).

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Vul het juiste tegenwoordig deelwoord in:

De leerling zat ... (luisteren) in de les.

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Vul het juiste bijvoeglijk naamwoord in.

De prijzen zijn verloot. De ... (verloten) prijzen.

Slide 21 - Question ouverte

Vul het juiste bijvoeglijk naamwoord in.

De wedstrijd is verloren. De ... (verliezen) wedstrijd.

Slide 22 - Question ouverte

Vul het juiste bijvoeglijk naamwoord in.

De jongen is gered. De ... (redden) jongen.

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Diapositive

Vul het juiste bijvoeglijk naamwoord in:

De ... (blaffen) hond liep voorbij.

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

Ik ... (crossen) gister door het bos.

Slide 28 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

Dat is op het goede moment ... (timen).

Slide 29 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:

Hij ... (deleten, vt) per ongeluk het bestand.

Slide 30 - Question ouverte

Lesplanning
- Maak van de extra oefeningen over werkwoordspelling
opdr. 1 t/m 10 
= huiswerk vrijdag 19 maart

Lesdoel:
- Je kent de regels over werkwoordspelling.

Slide 31 - Diapositive