Rekenen 2.1 en 2.2

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Nieuw Saldo
Het saldo op je bankrekening verandert als je giraal geld ontvangt (de ontvangsten) of uitgeeft (de uitgaven). Je berekent het saldo als volgt:





nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - uitgaven

Slide 2 - Diapositive

Nieuw Saldo
Voorbeeld
Vorige week had je € 217,60 op je bankrekening. De afgelopen week kreeg je € 68,50 loon op je rekening gestort. Daarnaast stortte je € 40 zakgeld op de rekening. Je hebt € 30 gepind bij de geldautomaat en in de winkel heb je € 64,95 met je pinpas betaald voor een nieuwe computergame. Bereken je nieuwe saldo.




nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - uitgaven

Slide 3 - Diapositive

Nieuw Saldo
Voorbeeld
Vorige week had je € 217,60 op je bankrekening. De afgelopen week kreeg je € 68,50 loon op je rekening gestort. Daarnaast stortte je € 40 zakgeld op de rekening. Je hebt € 30 gepind bij de geldautomaat en in de winkel heb je € 64,95 met je pinpas betaald voor een nieuwe computergame. Bereken je nieuwe saldo.




Beginsaldo                                            € 217,60

Slide 4 - Diapositive

Nieuw Saldo
Voorbeeld
Vorige week had je € 217,60 op je bankrekening. De afgelopen week kreeg je € 68,50 loon op je rekening gestort. Daarnaast stortte je € 40 zakgeld op de rekening. Je hebt € 30 gepind bij de geldautomaat en in de winkel heb je € 64,95 met je pinpas betaald voor een nieuwe computergame. Bereken je nieuwe saldo.




Beginsaldo                                            € 217,60
Ontvangsten  (€ 68,50 + € 40 = )    € 108,50  +

Slide 5 - Diapositive

Nieuw Saldo
Voorbeeld
Vorige week had je € 217,60 op je bankrekening. De afgelopen week kreeg je € 68,50 loon op je rekening gestort. Daarnaast stortte je € 40 zakgeld op de rekening. Je hebt € 30 gepind bij de geldautomaat en in de winkel heb je € 64,95 met je pinpas betaald voor een nieuwe computergame. Bereken je nieuwe saldo.




Beginsaldo                                            € 217,60
Ontvangsten  (€ 68,50 + € 40 = )    € 108,50  +
Uitgaven          (€ 30 + € 64,95 = )    €   94,95  -

Slide 6 - Diapositive

Nieuw Saldo
Voorbeeld
Vorige week had je € 217,60 op je bankrekening. De afgelopen week kreeg je € 68,50 loon op je rekening gestort. Daarnaast stortte je € 40 zakgeld op de rekening. Je hebt € 30 gepind bij de geldautomaat en in de winkel heb je € 64,95 met je pinpas betaald voor een nieuwe computergame. Bereken je nieuwe saldo.




Beginsaldo                                            € 217,60
Ontvangsten  (€ 68,50 + € 40 = )    € 108,50  +
Uitgaven          (€ 30 + € 64,95 = )    €   94,95  -
Eindsaldo                                               €  231,15

Slide 7 - Diapositive

Het bankafschrift van Erik gaf het volgende aan:
Vorig saldo € 65
Nieuw saldo € 25

Is Erik's saldo toegenomen of afgenomen? Met welk bedrag?
A
Toegenomen met € 25
B
Toegenomen met € 90
C
Afgenomen met € 65
D
Afgenomen met € 40

Slide 8 - Quiz

Op een bankafschrift staat:
vorig saldo € 45
afgeboekt € 12
bijgeboekt € 36

Bereken het nieuwe saldo.

Slide 9 - Question ouverte

Aan het begin van het nieuwe schooljaar heb je nog € 12 op je rekening staan. Je ouders storten €20 zakgeld op jouw bankrekening. De supermarkt waar jij werkt maakt € 15 salaris naar jou over. Voor de aanschaf van nieuwe boeken betaal je € 40 en voor schriften € 4,50.

Bereken het nieuwe saldo op je bankrekening.

Slide 10 - Question ouverte

Het oude saldo op de bankrekening van Feline was € 105. Er werd daarna € 500 bijgeschreven. Feline moest € 135 afschrijven voor gas, water en licht rekening en € 482 voor de huur betalen. Daarnaast pinde Feline nog € 30.

Bereken het nieuwe saldo op de bankrekening van Feline.

Slide 11 - Question ouverte

Enkelvoudige rente 
Als je geld op je spaarrekening hebt staan, ontvang je van de bank rente. De rente wordt aangegeven in procenten per jaar. Als het geld korter op je spaarrekening staat, krijg je ook minder rente. Het bedrag dat je per jaar aan rente krijgt, bereken je als volgt:
enkelvoudige rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Slide 12 - Diapositive

Enkelvoudige rente 
Je hebt een spaarrekening met € 300. Je krijgt 2% rente per jaar.
Hoeveel rente ontvang je na één jaar?
enkelvoudige rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Slide 13 - Diapositive

Enkelvoudige rente 
Je hebt een spaarrekening met € 300. Je krijgt 2% rente per jaar.
Hoeveel rente ontvang je na één jaar?


2 : 100 x € 300 = € 6 aan rente
enkelvoudige rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Slide 14 - Diapositive

Enkelvoudige rente 
Je hebt een spaarrekening met € 300. Je krijgt 2% rente per jaar.
Hoeveel rente ontvang je na drie jaar?
enkelvoudige rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Slide 15 - Diapositive

Enkelvoudige rente 
Je hebt een spaarrekening met € 300. Je krijgt 2% rente per jaar.
Hoeveel rente ontvang je na drie jaar?


2 : 100 x € 300 = € 6 --> € 6 x 3 (jaren) = € 18 aan rente


enkelvoudige rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Slide 16 - Diapositive

Vul de ontbrekende bedragen in de tabel in
Spaarbedrag
Rente percentage
Rente na 1 jaar
€ 460
1,3 %
€ 1.350
0,6 %
€ 1.100
0,75 %
€ 8,25
€ 8,10
€ 5,98
€ 17,94
€ 5,40
€ 9,63
€ 14,38
€ 12,40
€ 4,95
€ 16,30

Slide 17 - Question de remorquage

Op de spaarrekening van Remco staat € 850. Van de bank krijg het 2,4 % rente.

Hoeveel rente ontvangt hij na één jaar?

Slide 18 - Question ouverte

Pieter erft € 2.000 van zijn overgroot oma. Hij besluit dit bedrag op een spaarrekening te zetten. Na een jaar krijgt hij € 32 aan rente.

Bereken het rentepercentage dat Pieter krijgt.

Slide 19 - Question ouverte