1. nadat ik naar school was geweest, ben ik gaan winkelen.
2. Ik doe mijn best op school, zodat ik mijn examen haal.
3. Ik houd niet van pizza, echter eet ik het wel elke week.
4. Hij sport veel. Zo doet hij onder andere aan fitnes.
5. Doordat ik te laat was, moest ik me melden.