vraagwoorden

Open je lesson up en toets de code in 
 

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Open je lesson up en toets de code in 
 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

typ je naam in als je
er bent!!

Slide 3 - Carte mentale


WEEKPLANNER VAN ENGELS
   Periode 4 week 4 – 23 mrt t/m 27 mrt
  LEERJAAR 3
Hier onder vind je het schoolwerk waar je de komende week mee aan de slag gaat. Aan het eind van de week controleer ik de voortgang. Het vak Engels werkt met : holmwood’s/ slim leren/ The English classroom/ lesson up en SOM. Dus niet anders dan je gewend bent.
Geef mij even de tijd om alles klaar te zetten!!! En mail als iets niet lukt of duidelijk is of stel je vragen in het laatste kwartier van de les!!!!
LESSTOF MAAK/ DOEWERK WERKWIJZE
AFSPRAKEN LES
1. Holmwood’s
(Vorige week pas op vrijdag erin gezet dus je hebt nog tot vrijdag 27 maart) De Nieuwe doelen zijn per week gesteld. Je maakt 20 oefeningen! Verdeel ze per dag of in 1 keer.

Heb je meer tijd een wil je je jaar doel bijhouden , mag je gewoon doorwerken!! Je kunt zelfstandig via SOM werken met Holmwood’s Voortgang tijdens contact moment besproken
2. Slim leren
(vorige week pas vrijdag erin gezet dus je hebt nog tot 27 maart) Per week wordt in slim leren het opgegeven werk klaar gezet dat past bij de grammatica van die week

Leerlingen die deze doelen niet afhebben. Krijgen dan dubbel werk. Dus doe je best en maak de opdrachten Via SOM kun je naar slim leren:
Je logt in met je email adres van school. Wachtwoord slim leren 2020 Voortgang tijdens contact moment besproken
3. Portfolio Hou je portfolio bij.
Deze week heb je :
2 schrijfopdrachten af
2 songs
2 tv programma’s
 Aan het eind van de week kun je via SOM inleveren via de link naar mijn one drive
4. Taal dorp opdracht Bekijk voor de taal opdracht ook het voorbeeld dat in je English classroom hangt. Je uiteindelijke opdracht gaat er zo uitzien.

Je hebt nog tot voor de meivakantie 17 april om deze opdracht af te ronden Via deze link vind je het voorbeeld:

https://maken.wikiwijs.nl/?id=15&arrangement=129241#!page-4581137
 Via de volgende link kun je de les nog eens bekijken:

https://LessonUp.app/invite/h/aMQieTQ84sZ9axst3

5. Spreek opdrachten Je gaat de komende weken aan de slag met spreek opdrachten. Jullie hadden allemaal gekozen voor de lessen maar nu zul je zelf aan de slag moeten via de British council. Ga via de volgende link oefenen met spreken: http://learnenglishteens.britishcouncil.org/skills/speaking

Begin bij A1 en werk zo door naar B2.
Maak 1 opname van een spreek oefening en deel deze in SOM
 Ik zal tijdens de komende les uitleggen hoe je dit aanpakt



6. Basis woordenschat Vergeet je basiswoordenschat niet te leren Kijk in je English classroom en je domeinplanner
Voor VMBO/ HAVO
7.
8.
9.
10.


HOE VER BEN JE MET JE
WEEKPLANNER?

Slide 4 - Diapositive

Leerdoel 1
Ik kan de vraagwoorden gebruiken in zinnen.
stap 1
Kijk in je weekplanner
stap 2
Bekijk het filmpje oefen via de link en de English classroom
stap 3
Bewijs in slim leren dat je deze grammatica beheerst

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Name some
question words

Slide 7 - Carte mentale

WHO
1
WHEN
2
WHERE
3
WHY
4
WHICH
5
WHAT
6
HOW
7

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Interrogative pronouns
(vragende voornaamwoorden)
gebruiken bij personen
1
gebruiken bij specifieke dingen
2
gebruiken bij plekken en posities
3
gebruiken bij tijd, momenten, gelegenheden
4
gebruiken bij reden, verklaring
5
gebruiken bij manieren, hoeveelheden
6
gebruiken bij keuzes
7
1
2
3
4
5
6
7

Slide 10 - Diapositive

timer
2:00
why
who
how
where
What

Slide 11 - Question de remorquage

Slide 12 - Diapositive

Welk vraagwoord gebruik je als je vraagt naar een plaats?
A
when
B
what
C
who
D
where

Slide 13 - Quiz

..... do you want?
The blue one or the grey one?
A
Who
B
When
C
Which

Slide 14 - Quiz

Welk vraagwoord gebruik je als je vraagt naar een persoon?
A
how
B
who
C
why
D
when

Slide 15 - Quiz

________ were you born? In August or September?
A
How
B
What
C
Why
D
When

Slide 16 - Quiz

Welk vraagwoord gebruik je als je te maken hebt met een keuze?
A
what
B
which
C
when
D
how

Slide 17 - Quiz

______ is that woman, next to your father? I don't know her.

Slide 18 - Question ouverte

__________ do your grandparents live?

Slide 19 - Question ouverte

Wat is het vraagwoord in de volgende zin :
How would you describe this necklace?

Slide 20 - Question ouverte

........ do you live? Can I visit you one day?
A
what
B
why
C
where
D
when

Slide 21 - Quiz

...... is that man? I have never seen him before
A
what
B
where
C
who

Slide 22 - Quiz

............. movie do you like more? Harry Potter or Lord of the Rings?
A
What
B
where
C
how
D
which

Slide 23 - Quiz

.............are you doing? -
I am doing my homework.
A
what
B
where
C
when
D
why

Slide 24 - Quiz

......... is your birthday?
A
what
B
how
C
which
D
when

Slide 25 - Quiz


Wat is het vraagwoord in de volgende zin:
What are some nice attractions in Anchorage?

Slide 26 - Question ouverte

..... are you laughing? It's not funny!
A
which
B
when
C
why
D
what

Slide 27 - Quiz

Korte samenvatting
Who:                       je gebruikt who om te vragen wie er wordt bedoeld.
What:                     je gebruikt what om te vragen wat iets is.
Where:                  je gebruikt where om te vragen naar een plaats.
When:                   je gebruikt when om te vragen naar een tijd.
Why:                      je gebruikt why om te vragen naar een reden
How:                      je gebruikt how om te vragen naar de manier waarop iets     gebeurt, of gevoelens.
Which:                  je gebruikt which om een keuze aan te geven

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Lien