Bijwoorden & bijvoeglijke naamwoorden

Adjectives and adverbs
Bijvoeglijke naamwoorden & bijwoorden
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2-4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Adjectives and adverbs
Bijvoeglijke naamwoorden & bijwoorden

Slide 1 - Diapositive

Adjectives and adverbs
      Deze lessonup gaat over bijvoeglijke naamwoorden en
bijwoorden.

Hopelijk begrijp je aan het einde van de lessonup wat het zijn en kun je ze toepassen in Engelse zinnen.

Slide 2 - Diapositive

Adjectives and adverbs
Bijvoeglijke naamwoorden (EN: adjective) zijn woorden die je kunt gebruiken om iets of iemand te beschrijven.
Een bijvoeglijk naamwoord zegt daardoor iets over een zelfstandig naamwoord.

The fast car. --> De snelle auto.
The pretty girl. --> De knappe meid.
The handsome boy. --> De knappe jongen.

Slide 3 - Diapositive

Adjectives and adverbs
Een bijwoord (adverb) zijn woorden die aangeven hoe iemand (of iets) wat doet.
Een bijwoord zegt daardoor iets over een werkwoord.

She sings beautifully. --> Ze zingt fantastisch.
The car stopped quickly. --> De auto stopte snel.
Quietly open the door. --> Open zachtjes de deur.

Slide 4 - Diapositive

Adjectives and adverbs
Je maakt bijwoorden door ly achter bijvoeglijke naamwoorden te zetten.

bijvoorbeeld: 
beautiful --> beautifully
careful --> carefully
quick --> quickly

Slide 5 - Diapositive

Adjectives and adverbs
Maar let op!
Als een woord eindigt op een le dan verandert le in ly
terrible --> terribly
horrible --> horribly

Eindigt een woord op een medeklinker + y, dan verandert het in ily.
Angry --> angrily

Slide 6 - Diapositive

Adjectives and adverbs
Sommige woorden veranderen zelfs helemaal:

good --> well: She is a good singer. She sings well.
fast --> fast:    A Ferarri is fast. The car drives fast.
hard --> hard: You are hard workers. You work hard.

Slide 7 - Diapositive

Adjectives and adverbs
Je krijgt nu een aantal vragen om te kijken of je de bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden kunt toepassen in Engelse zinnen.

Slide 8 - Diapositive

She is a good singer.
Over welk woord zegt 'good' iets?
A
She
B
is
C
a
D
singer

Slide 9 - Quiz

The car stopped quickly.
Over welk woord zegt 'quickly' iets?
A
the
B
car
C
stopped

Slide 10 - Quiz

Wanneer een woord iets zegt over een zelfstandig naamwoord (persoon/dier/ding) dan moet er 'ly'achter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Wanneer een woord iets zegt over een werkwoord dan moet er 'ly'achter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

She sings ...
A
beautiful
B
beautifully

Slide 13 - Quiz

She can play the drums ...
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 14 - Quiz

I always like a ... story.
A
good
B
well

Slide 15 - Quiz

Yesterday was a ... day.
A
strange
B
strangely

Slide 16 - Quiz

He ... reads a book.
A
quick
B
quickly

Slide 17 - Quiz

July is a ... girl
A
pretty
B
prettilly

Slide 18 - Quiz

He is a ... driver.
A
careful
B
carefully

Slide 19 - Quiz

Max is a (wonderful) singer.

Slide 20 - Question ouverte

Max sings (wonderful).

Slide 21 - Question ouverte

The dog barks (loud).

Slide 22 - Question ouverte

He drives the car (careful).

Slide 23 - Question ouverte

Adjectives and adverbs
Hopelijk weet je nu iets meer over de bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden in het Engels en kun je ze al een beetje toepassen in Engelse zinnen. 

Slide 24 - Diapositive

Samenvatting
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Dus hoe iets of iemand is.

Een bijwoord zegt  iets over een werkwoord. (+ly)
Dus over hoe iets of iemand wat doet.



Slide 25 - Diapositive

Ik begrijp de uitleg.
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Sondage