Par 3.2 de productiekosten_4V

Agenda les
  • klassikaal checken leerdoelen par 3.1
  • leerdoelen par 3.2
  • uitleg par 3.2
  • Zelf aan de slag en aanwezigheid noteren in magister 
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Agenda les
  • klassikaal checken leerdoelen par 3.1
  • leerdoelen par 3.2
  • uitleg par 3.2
  • Zelf aan de slag en aanwezigheid noteren in magister 

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen par 3.1
  • Je kunt in je eigen woorden de begrippen bedrijfskolom, specialisatie en parallellisatie, integratie en differentiatie omschrijven.
  • Je kunt 3 redenen noemen waarom integratie verstandig kan zijn.
  • Je kunt de begrippen transactiekosten, verzonken kosten en berovingsprobleem in eigen woorden omschrijven.

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen par 3.2
  • Je weet waarom bedrijven afschrijven op VA en kunt de afschrijvingskosten berekenen.
  • Je kent het verschil tussen variabele en vaste kosten en kunt er voorbeelden van noemen.
  • Je kunt de kostprijs per product berekenen.
  • Je kunt de winstmarge van een product berekenen.

Slide 3 - Diapositive

Arbeidsintensief: in verhouding meer arbeid dan kapitaal
Kapitaalintensief: in verhouding meer kapitaal dan arbeid

Slide 4 - Diapositive

Totale Variabele kosten: afhankelijk van de productieomvang / afzet (q)
Totale Vaste kosten: onafhankelijk van de productieomvang / afzet (q)

Slide 5 - Diapositive

Bedenk twee variabele kosten en twee vaste (=constante) kosten voor het maken van de spijkerbroek.

Slide 6 - Question ouverte

Afschrijvingskosten vaste activa
=(aanschafwaarde- restwaarde) / economische levensduur

Economische levensduur: de tijd dat een vaste activa binnen een onderneming rendabel wordt geacht. 
Technische levensduur: de tijd dat een vaste activa functioneert binnen een bedrijf.

Slide 7 - Diapositive

Kostprijs van een product
TVK
= Totale variabele kosten
TCK
= Totale Constante Kosten
TK
= Totale kosten = TVK + TCK
GVK
= Gemiddelde variabele kosten = TVK/q
GCK
= Gemiddelde Constante kosten = TCK/q
GTK
= Gemiddelde Totale kosten = Kostprijs

Slide 8 - Diapositive

Winstmarge per product bereken
Winstmarge kan percentage zijn van de verkoopprijs of de kostprijs van een product:


verkoopprijs
100%
- kostprijs
45%
= winstmarge
65%
kostprijs
100%
+ winstmarge
45%
= verkoopprijs
145%
winstmarge % van verkoopprijs
winstmarge % van inkoopprijs

Slide 9 - Diapositive

De verkoopprijs van een product is € 250,-. De kostprijs is € 150,-. Bereken de winstmarge in geld en als percentage van de verkoopprijs.

Slide 10 - Question ouverte

De verkoopprijs van een product is € 280,-. De winstmarge als percentage van de kostprijs is 40%. Bereken de winstmarge in geld?

Slide 11 - Question ouverte

Zelf aan de slag
  • Maak eerst de opdrachten van par 3.1 af (opdracht 3.1 t/m 3.4)
  • Lees paragraaf 3.2
  • Maak opdrachten par 3.2 (opdracht 3.5 t/m 3.7)

Slide 12 - Diapositive