4.3 Kritiek en idealen: De Verlichting

Leerdoel: Ik kan uitleggen welke kritiek de Verlichtingsfilosofen op de absolute heersers hadden, welke ideeën zij hadden over politiek en bestuur
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Leerdoel: Ik kan uitleggen welke kritiek de Verlichtingsfilosofen op de absolute heersers hadden, welke ideeën zij hadden over politiek en bestuur

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Encyclopedie als voorbeeld van de Verlichting.
  • Lodewijk XV (15e) vond wetenschap en kennis belangrijk. De encyclopedie zij niets positiefs over het absolutisme, maar had juist kritiek op het bestuur en de kerk. 
  • Encyclopedie werd verboden en  Diderot werd opgepakt. Boek werd toch gedrukt en verspreid.

Slide 3 - Diapositive

De Verlichting: Denkstroming uit de 18e eeuw, waarbij gebruik van het verstand centraal stond. Door meer kennis kan er een betere samenleving komen.
  • Allerlei uitvinders zoals Huygens en Newton zorgden voor het rationalisme=> je verstand is de bron van kennis en niet het geloof. Je verzamelt gegevens, gaat redeneren, experimenteren en daarna trek je conclusies. 
  • Eerst werd er veel onderzoek gedaan naar natuurverschijnselen. Geleerden gingen nadenken over verbeteringen in de politiek en het bestuur, burgers hadden ook rechten. 


Slide 4 - Diapositive

John Locke uit Engeland.
  • Ieder mens is gelijk geboren, niemand kan dus meer politieke rechten hebben dan de ander. Hij was tegen absolutisme.
  • De natuurwetten bepalen dat alle mensen recht hebben op ‘leven, vrijheid en bezit’=> vorsten moeten die rechten respecteren en namens het volk regeren, het volk respecteert de wetten van de vorst.  Een vorst die de rechten van het volk niet respecteerde mocht afgezet worden.

Slide 5 - Diapositive

Montesquieu (Frans) en de leer van de Trias Politica=scheiding der machten.


  1. de wetgevende macht, die het recht heeft om wetten goed of af te keuren;
  2. de uitvoerende macht, om te zorgen dat de wetten worden nageleefd.
  3. de rechtsprekende macht, die moet zorgen dat er straffen worden uitgedeeld op basis van de wetten die zijn goedgekeurd.
  • Had veel kritiek op de absolute macht van de koning=> Macht bij 1 persoon zorgt voor machtsmisbruik. 

Slide 6 - Diapositive

Jean-Jacques Rousseau (Frans)
  • Als filosoof en romanschrijver populair.
  • Vond het verstand en rede niet het allerbelangrijkste. Voor hem telden de natuur en ‘het hart’. 
  • Boek in 1762 ‘Het Maatschappelijk Verdrag’. Hij vond dat burgers onderling afspraken moesten maken over het beste bestuur, zich daaraan houden=> ‘sociaal contract’. Daarbij was een koning trouwens niet zo nodig. De mensen konden het met elkaar wel regelen.

Slide 7 - Diapositive

Ideeën verlichting verspreid.
  • Je kon in Frankrijk niet vrij praten en publiceren over kritiek op het bestuur en de samenleving. 

  • Kennis over de Verlichting werd verspreid via de bijeenkomsten in de salons van rijke dames in hun huis. Leek net alsof vrienden bij elkaar kwamen en dus toegestaan. Filosofen wisselden hun ideeën uit, er werd voorgelezen uit boeken en werd er muziek gemaakt. 

Slide 8 - Diapositive

De volgende denker past bij de Verlichting...
A
Karl Marx
B
Rousseau
C
Luther
D
Lodewijk XIV

Slide 9 - Quiz

Welke van de volgende Filosofen horen bij de verlichting?
A
Voltaire
B
Spinoza
C
Socrates
D
Plato

Slide 10 - Quiz

Descartes was een filosoof die bekend werd door de uitspraak: Ik denk, dus ik besta.

Waarom past deze uitspraak zo goed bij de Verlichting?


A
Deze uitspraak maakt duidelijk dat Descartes een groot vertrouwen had in de kracht van de natuur.
B
Deze uitspraak maakt duidelijk dat Descartes geloofde in de kracht van het verstand.
C
Deze uitspraak maakt duidelijk dat Descartes geloofde in de kracht van God de Schepper die alles maakt.
D
Deze uitspraak maakt duidelijk dat Descartes weinig vertrouwen had in het bestuderen van de Bijbelverhalen.

Slide 11 - Quiz

Wie hoort bij Trias politica
A
Robespierre
B
Voltaire
C
Montesquieu
D
Rousseau

Slide 12 - Quiz

Hieronder staan enkele zinnen die bij absolute vorsten of bij verlichte denkers horen. Welke zinnen horen ALLEEN bij verlichte denkers?
1. Als bestuurders niet goed besturen, mag het volk ze door anderen vervangen;
2. De macht van de overheid moet verdeeld worden tussen de regering, het parlement en de rechters;
3. Een koning hoeft zijn besluiten aan niemand uit te leggen;
4. Elke staat moet een grondwet hebben, waarin staat hoe het land wordt geregeerd.
5. Vorsten hebben hun macht gekregen van God.
6. Koning en ministers hebben hun macht van het volk gekregen.
A
Zin 1, 2, 4 en 6
B
Zin 1, 3, 4 en 6
C
Zin 2, 3, 4 en 6
D
zin 1, 2, 3 en 5

Slide 13 - Quiz

Hoort deze afbeelding bij de verlichting?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Hoe werden de ideeën van de verlichting verspreid?
A
Deze ideeën werden gedrukt in boeken en kranten.
B
Er werd op de radio verteld over deze ideeën.
C
Universiteiten gingen lesgeven over de ideeën.
D
Verlichtte denkers bespraken de ideeën in salons.

Slide 15 - Quiz

Trias Politica betekent ...
A
alleenheerschappij
B
scheiding der machten
C
vrijheid
D
Montesquieu

Slide 16 - Quiz

Hieronder staan drie personen en aantal uitspraken. Koppel de juiste uitspraak aan de juiste persoon.
Rousseau
Montesquieu
Lodewijk XIV
Als één persoon alle macht heeft dan is alles verloren.
De wet! Dat ben ik!
Iedereen wordt vrij geboren, iemand mag alleen beslissingen voor je nemen als je ermee instemt.

Slide 17 - Question de remorquage

a: Leg uit wat bedoelen met de Trias Politica.
b: Leg uit wat we bedoelen met het sociaal contract van Rousseau.
c: Leg uit welke ideeën John Locke had over de relatie tussen burgers en de vorst.

Slide 18 - Question ouverte