2. Zet de massaverhouding op de tweede regel onder de stoffen.
3. Noteer de massa van de gegeven en gevraagde stof met de eenheid op de derde regel.
4. Bereken de gevraagde massa
5. Geef het antwoord met de gevraagde eenheid
Slide 9 - Diapositive
Voorbeeld!
Bereken hoeveel gram natriumchloride je kunt maken met 14,0 g chloor
1
Natrium+
Chloor→
natrimchloride
2
23,0
35,5
3
14,0
Slide 10 - Diapositive
(23,0x14,0):35,5=9,1 g natrium
massa natriumcloride=14,0g+9,1g=23,1g
1
Natrium+
Chloor→
natrimchloride
2
23,0
35,5
58,5
3
9,1
14,0
23,1
Slide 11 - Diapositive
Natrium en chloor reageren in de massaverhouding 23,0 : 35,5 tot natriumchloride. Bereken hoeveel gram chloor nodig is voor de reactie met 21,5 g natrium.
A
34g
B
33,2g
C
23,6g
D
40g
Slide 12 - Quiz
Natrium en chloor reageren in de massaverhouding 23,0 : 35,5 tot natriumchloride. Bereken hoeveel gram chloor nodig is voor de reactie met 13,7 g natrium.
A
21,1g
B
22g
C
21g
D
22,2g
Slide 13 - Quiz
Natrium en chloor reageren in de massaverhouding 23,0 : 35,5 tot natriumchloride. Bereken hoeveel gram natrium er ontstaat bij de ontleding van 7,71 g natriumchloride.
A
3,1g
B
100g
C
4g
D
3,03g
Slide 14 - Quiz
Natrium en chloor reageren in de massaverhouding 23,0 : 35,5 tot natriumchloride. Bereken hoeveel gram chloor nodig is voor de reactie met 42,0 g natrium.
A
64,8g
B
70g
C
65g
D
63,3g
Slide 15 - Quiz
3.2
Formule taal
Slide 16 - Diapositive
Moleculen
• Een molecuul is een groepje bij elkaar horende atomen. • Atomen in een molecuul blijven bij elkaar door atoombinding. • Een molecuultekening laat zien hoe de atomen verbonden zijn.
Slide 17 - Diapositive
Formule niet-ontleedbare stoffen
één soort atomen.
De formule schrijf je zo: atoomsymbool(fase)
Slide 18 - Diapositive
Voorbeelden formule niet-ontleedbare stoffen
Slide 19 - Carte mentale
Niet-ontleedbare stoffen
Zeven niet-ontleedbare stoffen bestaan uit moleculen met twee dezelfde atomen.
Leer deze uit je hoofd!
BLZ 66
Ezelsbruggetje!
Slide 20 - Diapositive
Formules ontleedbare stoffen.
Opgebouwd uit moleculen.
Twee of meer atomen.
De molecuulformule geeft aan: 1. symbolen van de atoomsoorten; 2. het aantal atomen van elke atoomsoort.
Slide 21 - Diapositive
Soorten formules,
Molecuul formule
• symbolen en het aantal atomen van elke atoomsoort .
• Molecuulformule heet ook wel formule.
Slide 22 - Diapositive
Soorten formules,
Molecuul Tekening
• atomen als bolletjes . • De bolletjes van een molecuul raken elkaar.
Slide 23 - Diapositive
Soorten formules, stuctuurformule
• molecuul met atoomsymbolen en streepjes weer.
• Elk streepje is een atoombinding.
Slide 24 - Diapositive
Oefenen
Gebruik de wis-bordjes!
Slide 25 - Diapositive
De coëfficiënt en de index
De coëfficiënt, het aantal moleculen
• staat voor de formule
De index, het aantal atomen van een atoomsoort in het molecuul • staat in de formule achter het atoomsymbool in subscript of klein cijfer
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Huiswerk
Opdracht 23 t/m 26
Blz 68
Slide 28 - Diapositive
Toets informatie
De toets gaat bestaan uit 2 praktische onderdelen:
Je maakt een korte PPT aan de hand van een opdracht
Je gaat een aantal moleculen bouwen met een bouwset.