Révise pronom possessif

Maak een zin bij dit plaatje
1 / 25
suivant
Slide 1: Question ouverte
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Maak een zin bij dit plaatje

Slide 1 - Question ouverte

Vertaal: Ik heb een hekel aan school.

Slide 2 - Question ouverte

Ik heb een hekel aan wiskunde

Slide 3 - Question ouverte

Ik hou van tekenen.

Slide 4 - Question ouverte

Hij is dol op

Slide 5 - Question ouverte

Maak een zin bij dit plaatje
Denk aan ond-ww-rest vd zin

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Welke Franse bezittelijk
voornaamwoorden weet je nog?

Slide 9 - Carte mentale

Wat is een
bezittelijk voornaamwoord?
A
Het duidt een persoon, dier of ding aan
B
Het geeft aan van wie iets is.

Slide 10 - Quiz

In welke zin staat een bezittelijk voornaamwoord?
A
Ik heb een grote hond.
B
Ik heet Jan.
C
Dat zijn mijn ouders.
D
Heb jij een nieuwe fiets?

Slide 11 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord
mannelijk
vrouwelijk
meervoud
mijn
mon
ma
mes
jouw
ton
ta
tes
zijn / haar
son
sa
ses
Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 12 - Diapositive

Klinkerbotsing
Ook bij het bezittelijk voornaamwoord moet je opletten voor klinkerbotsing, dit geldt alleen bij vrouwelijke woorden:
mijn school > ma école > mon école
haar adres > sa adresse > son adresse
jouw vriendin > ma amie > mon amie

Slide 13 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
mijn
mon
ma
mes
jouw
ton 
ta
tes
zijn/haar
son 
sa 
ses
ons/onze
notre
nos
uw/jullie
votre
vos
hun
leur
leurs
Is het woord vrouwelijk, maar hebben we te maken met klinkerbotsing?

l'école (v)
NIET c'est ma école
WEL c'est mon école

Anders is er nog steeds een klinkerbotsing. 

Slide 14 - Diapositive

In welke zin is het juiste bezittelijk voornaamwoord gekozen?
A
Mon père parle beaucoup.
B
Ma père parle beaucoup.
C
Mes père parle beaucoup.

Slide 15 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncles
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 16 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord staat voor een...
A
...werkwoord
B
...een lidwoord
C
...zelfstandig naamwoord
D
...een voorzetsel

Slide 17 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord past zich aan, aan het woord dat erachter staat
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Welke bezittelijke voornaamwoorden heb je
voor 'jouw'?
A
son, sa, ses
B
mon, ma, mes
C
ton, ta, tes

Slide 19 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) mère
A
ton
B
ta
C
son
D
sa

Slide 20 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen
haakjes. Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (mijn) tante
A
ma
B
ta
C
mon
D
son

Slide 21 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
...... parents sont divorcés.
A
Mon
B
Mes
C
Ma

Slide 22 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
...... amie est Julie.
A
Ton
B
Ta
C
Tes

Slide 23 - Quiz

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
(haar) ...... arrivée (v) est à 18 heures.
A
Son
B
Sa
C
Ses

Slide 24 - Quiz

Vous trouverez l'explication à la page 64

Slide 25 - Carte mentale