thema 5 les 14
Aait de jongen het geitje?
dit is een..
dit is een..
A
vraagzin
B
vertelzin
1 / 19
Éléments de cette leçon
Aait de jongen het geitje?
dit is een..
dit is een..
A
vraagzin
B
vertelzin
Slide 1 - Quiz
De jongen aait de hond.
dit is een...
dit is een...
A
vraagzin
B
vertelzin
Slide 2 - Quiz
Waarom ga jij naar huis?
A
vraagzin
B
vertelzin
Slide 3 - Quiz
Het meisje fietst naar school toe.
A
vraagzin
B
vertelzin
Slide 4 - Quiz
Is deze zin goed?
De ijsbeer leeft op de Noordpool.
De ijsbeer leeft op de Noordpool.
A
goed
B
fout
Slide 5 - Quiz
Is deze zin goed?
De pinguïn ook leeft op de Noordpool.
De pinguïn ook leeft op de Noordpool.
A
goed
B
fout
Slide 6 - Quiz
Is deze zin goed?
Een leeuw is een wild dier.
Een leeuw is een wild dier.
A
goed
B
fout
Slide 7 - Quiz
Een slang een tam dier is het.
Is deze zin goed?
Is deze zin goed?
A
goed
B
fout
Slide 8 - Quiz
De vogel zit in een?
A
hok
B
schuur
C
kooi
D
kom
Slide 9 - Quiz
De aap klimt in de ....?
A
kooi
B
tralie
C
boom
D
kom
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Vidéo
Op welk instrument speelt hij?
A
de banjo
B
de gitaar
C
de viool
D
de trompet
Slide 12 - Quiz
Een zoogdier geeft haar jongen melk.
A
goed
B
fout
Slide 13 - Quiz
Een tam dier woont in het wild.
A
Goed
B
fout
Slide 14 - Quiz
Wat is het werkwoord in deze zin.
Fatma speelt op haar viool.
Fatma speelt op haar viool.
A
Fratma
B
speelt
C
op
D
viool
Slide 15 - Quiz
Wat is het werkwoord in deze zin.
Het veulen staat in de wei.
Het veulen staat in de wei.
A
het veulen
B
de wei
C
staat
D
in
Slide 16 - Quiz
Ga weg!!
A
beleefd
B
onbeleefd
Slide 17 - Quiz
Wil je alsjeblieft weg gaan?
A
beleefd
B
onbeleefd
