Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
LE PASSÉ COMPOSÉ
Slide 1 - Diapositive
Wat is de voltooide tijd? Geef een voorbeeld in het Nederlands.
Slide 2 - Question ouverte
voltooide tijd = passé composé
Ikhebgesproken
Heb is het hulpwerkwoord en gesproken is het voltooid deelwoord.
Slide 3 - Diapositive
De verleden tijd = de passé composé
Ikhebgesproken = j'aiparlé
ai is het hulpwerkwoord en parlé is het voltooid deelwoord.
Slide 4 - Diapositive
Kijk naar dit voorbeeld: "Ik heb gesproken = j'ai parlé". Hoe denk jij dat de verleden tijd in het Frans wordt gemaakt?
Slide 5 - Question ouverte
Hoe maak jij de "passé composé"?
1/ "avoir" of "être" in de tegenwoordige tijd;
2/ Veranderd de vorm van het werkwoord.
Slide 6 - Diapositive
Hoe maak jij de "passé composé"?
Stap 1: "avoir" of "être" in de tegenwoordige tijd.
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Vidéo
Hoe maak jij de "passé composé"?
2/ Verander de vorm van het hele werkwoord:
parler= parlé.
Aujourd'hui, je parle. Hier, j'ai parlé.
Slide 9 - Diapositive
Le passé composé
Regel werkwoorden op -er:
Hulpwerkwoord: vorm van avoir
Voltooid deelwoord: haal de -r van het werkwoord af en zet er een streepje op de +é bij
Slide 10 - Diapositive
Il ... mangé une pomme.
A
as
B
avons
C
a
D
ai
Slide 11 - Quiz
Tu ... habité à Liège.
A
ai
B
as
C
a
D
ont
Slide 12 - Quiz
Schrijf "je chante" in de passé composé:
Slide 13 - Question ouverte
Dus... Wat is een passé composé?
Slide 14 - Question ouverte
Elles... (parler) (passé composé)
A
ont parlé
B
sont parlé
C
sont parler
D
ont parlées
Slide 15 - Quiz
Hoe maak jij de "passé composé"?
Stap 2: Veranderd de vorm van het werkwoord:
Slide 16 - Diapositive
De passé composé
bestaat uit 2 delen:
1: Hulpwerkwoord avoir of être
2: Voltooid deelwoord
Slide 17 - Diapositive
Hoe maak je een passé composé?
STAPPENSCHEMA
Slide 18 - Diapositive
STAP 1
Kies of je de passé composé gaat maken met
être of avoir
Slide 19 - Diapositive
Je kiest eigenlijk bijna altijd voor avoir.
Je kiest alleen voor être bij de volgende werkwoorden:
Slide 20 - Diapositive
Vervoegen met être (zijn) :
aller
arriver
entrer
rentrer
rester
monter
partir
sortir
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Bijvoorbeeld (être)
Elle (aller) ......... Elle est allée
Nous (entrer) .... Nous sommes entrés
Pierre (monter)... Pierre est monté
Slide 23 - Diapositive
Bijvoorbeeld (être)
Elle (aller) ......... Elle est allée
Nous (entrer) .... Nous sommes entrés
Pierre (monter)... Pierre est monté
Qu' est-ce que tu vois ? Wat gebeurt als wij "être" als hulpwerkwoord gebruiken gebruiken?
Slide 24 - Diapositive
Alle andere werkwoorden krijgen dus een vorm van avoir
Bijvoorbeeld:
Tu (regarder)... Tu as regardé
Vous (manger)... Vous avez mangé
Jean et Pierre (acheter) Jean et Pierre ont acheté
Slide 25 - Diapositive
STAP 2
Maak het voltooid deelwoord
Soms kun je het voltooid deelwoord niet zelf maken, dan moet je het uit je hoofd leren. Deze werkwoorden vind je op een aparte slide.
Slide 26 - Diapositive
Voltooid deelwoord zelf maken:
Je werkwoord eindigt op -er: haal -er weg, zet er é voor in de plaats. Bijvoorbeeld: regarder --> regarder --> regard --> regardé
Slide 27 - Diapositive
De volgende voltooide deelwoorden moet je uit je hoofd leren!
avoir --> eu bijv. Tu as eu (jij hebt gehad)
être --> été bijv. Nous avons été (wij zijn geweest)
faire --> fait bijv. Elles ont fait (zij hebben gemaakt)
Slide 28 - Diapositive
STAP 3
LET OP!!!!
Deze stap doe je alleen als je bij stap 1 gekozen hebt voor être!
Slide 29 - Diapositive
Deze stap alleen doen als je voor être gekozen hebt!
Is het onderwerp van je zin (het onderwerp staat vóór de vorm van être):
vrouwelijk enkelvoud (elle of een meisjesnaam of vrouwelijk persoon): zet een extra -e achter het voltooid deelwoord. Bijv. Elle est allée
Mannelijk meervoud (ils of nous of vous): zet een extra -s achter het voltooid deelwoord. Bijv. Ils sont entrés
Vrouwelijk meervoud (elles of meerdere meisjesnamen of vrouwelijke personen): zet een extra -es achter het voltooid deelwoord. Bijv. Elles sont montées
Slide 30 - Diapositive
SAMENVATTING
Kies of je met avoir of être moet werken (zie slide voor de werkwoorden die met être moeten worden vervoegd, alle andere werkwoorden gaan met avoir!) en vul die vorm vast in
Maak zelf het voltooid deelwoord als je werkwoord op -er eindigt. Of kies het voltooid deelwoord als je werkwoord onregelmatig is. Zet het voltooid deelwoord achter stap 1
Als je bij stap 1 voor être hebt gekozen, kijk je of het onderwerp van de zin vrouwelijk enkelvoud of meervoud is, of mannelijk meervoud. Dan doe je stap 3 (zie slide 20) en voeg je eventueel een extra -e of -s of -es toe aan je voltooid deelwoord.
Slide 31 - Diapositive
Elle (regarder, passé composé) un film sur Netflix
A
a regardé
B
est regarder
C
est regardé
D
est regardée
Slide 32 - Quiz
Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?
A
gagner (winnen)
B
faire (doen, maken)
C
aller (gaan)
D
avoir (hebben)
Slide 33 - Quiz
Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord avoir ?
A
rester (blijven)
B
aller (gaan)
C
regarder (kijken)
D
entrer (binnengaan)
Slide 34 - Quiz
Ils (envoyer =verzenden).... - passé composé
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait
Slide 35 - Quiz
Aujourd' hui, vous mangez du chocolat. Hier, vous ...
Slide 36 - Question ouverte
Aujourd'hui, il travaille dans la médiathèque. Hier, il ...
Slide 37 - Question ouverte
Aujourd' hui, nous nageons dans la piscine. Hier, nous...