vraagwoorden

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Guten Tag!

Schön, dass du da bist!

Welke vraagwoorden ken je?
in het Nederlands?

Vragend voornaamwoord...

Waar?

Wie?

Wanneer?

Hoe?

Waarvandaan?

Welke?

Welke ken je nog meer?

Vertaal het vraagwoord: "Wanneer"
(Ich kann nicht sagen, ...... er kommt)

Vertaal het vraagwoord: Waar....heen
(Wisst ihr nicht, ..... er morgen fährt?

Vertaal het vraagwoord: Waar
(Weißt du, ..... er wohnt)

Vertaal het vraagwoord: Waarvandaan
(..... kommst du?)

Vertaal het vraagwoord: Hoe
(..... heißt du?)

.... heißt du?

..... Telefonnummer hast du?

.... bleibst du nicht?

....ist er gekommen?

..... wohnst du?

wo

warum

welche

wie

wann

Vertaal naar het Nederlands
Wie geht es?

Vertaal naar het Duits:
tot ziens

Herhaling...

Zorg dat je deze werkwoorden (haben- sein) uit je hoofd kent!

vertaal: ik heb

1. ich hast
2. ich habe
3. ihr habt
4. du hast

vertaal: jij hebt

1. du hast
2. du habe
3. er hat
4. sie hat

vertaal: hij is

1. sie ist
2. er ist
3. du bist
4. du ist

vertaal: Wij hebben

1. ihr habt
2. wir habt
3. wir haben
4. sie haben

vertaal: wij zijn

1. ihr seid
2. er ist
3. wir haben
4. wir sind

Evaluatie...

Welche Fragewörter gibt es?

Welche Verben sollst du kennen?

Welche Verb Endungen gibt es?