H3.4 Stambomen

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
Herhalen vorige les(sen) (20 minuten)
Uitleg basisstof 5: Stambomen (20 minuten)
Oefenen met stambomen (25 minuten)
Nakijken opdracht (10 minuten)
Afsluiting (5 minuten)

Slide 2 - Diapositive

Kruisingsvraagstuk
Als een kat zich niet goed ontwikkelt en delen van het lichaam klein blijven, wordt dat dwerggroei genoemd. Een voorbeeld hiervan is het kattenras Munchkin. Bij dit ras hebben de katten korte poten in verhouding tot hun lichaam.
Dwerggroei kan verschillende oorzaken hebben. Dwerggroei kan ontstaan doordat de hypofyse en de schildklier minder goed werken. Soms is het erfelijk bepaald. Dwerggroei wordt veroorzaakt door een dominant gen (A)

Kattenembryo's die homozygoot dominant zijn voor dit gen, sterven voordat ze geboren worden. 
Twee katten met erfelijk bepaalde dwerggroei krijgen samen nakomelingen. De katten krijgen veel jongen: Doodgeboren jongen, jongen met dwerggroei en jongen met normale groei.

Bepaal met behulp van een kruisingsschema de kans op vroegtijdige sterfte van de kattenembryo's 

Slide 3 - Diapositive

Een kruising

Bij fruitvliegjes komen rode- en witte ogen voor. De eigenschap voor rode ogen(A) is dominant over witte ogen (a).  Een homozygote vlieg met rode ogen wordt gekruist met een vlieg met witte ogen. de nakomelingen (kinderen) worden ook met elkaar gekruist. 


Werk deze kruising uit met behulp van het stappenplan tot en met de F2. Na 3 minuten bespreken.



Slide 4 - Diapositive

Nog een oefening

Bij cavia's is de eigenschap voor kort haar dominant(B) over dat van lang haar(b).

Een heterozygote kortharige cavia wordt gekruist met een langharige cavia. De nakomelingen kruisen zich onderling voort. Werk deze kruising met behulp van het stappenplan uit tot en met de F2



Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Wie zijn mannen in deze stamboom?
A
Alle personen weergegeven met een vierkant
B
Alle personen weergegeven met een rondje

Slide 14 - Quiz

Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Kan ik niet uit deze stamboom halen
D
Nog nooit van die woorden gehoord

Slide 15 - Quiz

In de afbeelding is een stamboom de overerving van albinisme bij een gezin weergegeven. De ouders uit dit gezin krijgen krijgen een vierde kind. Hoe groot is de kans dat dit kind pigment heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 16 - Quiz

Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
2 en 5

Slide 17 - Quiz

Bij konijnen komen verschillende vachtkleuren voor, zoals een donkere vacht en een vachtkleur die ’Himalaya-type’ wordt genoemd. Het gen voor donkere vachtkleur is dominant (A).
De stamboom in afbeelding 6 geeft de overerving van de vachtkleur in een konijnenfamilie
weer. Geef de genotypen van konijn 1, 2 en 3.

A
1 = AA / 2 = AA / 3 = aa
B
1 = Aa / 2 = AA / 3 = aa
C
1 = Aa of AA / 2 = Aa of AA / 3 = aa
D
1 = Aa / 2 = Aa / 3 = aa

Slide 18 - Quiz

Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3

Slide 19 - Quiz

Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 20 - Quiz

Zie deze stamboom, kun je afleiden welke eigenschap dominant is?
A
Ja, zwart
B
Ja, wit
C
Nee, niet af te leiden

Slide 21 - Quiz


Kun je op basis van de stamboom hiernaast met zekerheid zeggen welke eigenschap (blond of bruin) dominant is?
A
Nee
B
Ja, dat is bruin
C
Ja, dat is blond

Slide 22 - Quiz

Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3

Slide 23 - Quiz

Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 24 - Quiz

Zie deze stamboom, kun je afleiden welke eigenschap dominant is?
A
Ja, zwart
B
Ja, wit
C
Nee, niet af te leiden

Slide 25 - Quiz


Kun je op basis van de stamboom hiernaast met zekerheid zeggen welke eigenschap (blond of bruin) dominant is?
A
Nee
B
Ja, dat is bruin
C
Ja, dat is blond

Slide 26 - Quiz

Woensdag

- Maken opdrachten 1 t/m 5 van basisstof 4 stambomen
- Begrippenlijst basisstof 4 (1 begrip) 

- Morgen in de les: Oefenen voor toetsweek etc.



Maak de opdrachten online 
Het boek mist soms opdrachten

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Lien

Aan de slag
  1. Bekijk eerst de video van stambomen
  2. Ga daarna naar de link van Biologiepagina
  3. vmbo 3 -> erfelijkheid -> oefenen -> oefening stamboom 1
  4. Als je klaar bent 

Slide 29 - Diapositive