Mens en Omgeving H2 Schoonmaak en onderhoud

hoofdstuk 2
Basisprincipes 
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

hoofdstuk 2
Basisprincipes 

Slide 1 - Diapositive

lesdoelen 
  • Je kunt volgens de schoonmaakregels de werkzaamheden uitvoeren
  • Je kunt onderhoudsvoorschriften lezen en interpreteren
  • Je kunt schoonmaakmiddelen en -apparatuur kiezen en gebruiken
  • Je kunt werkzaamheden uitvoeren volgens plan
  • Je kunt schoonmaken en de gebruikte materialen opruimen 




Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

schoonmaak, reinigen en onderhoud
Thuis schoonmaken:
Wie?
Waarom?
Hoe vaak?
Jouw kamer?
schoonmaakmiddelen?
professioneel schoonmaken?

Slide 4 - Diapositive

Waarom maken we schoon?

Slide 5 - Question ouverte

Waarom we schoonmaken

  • Schoonmaken bevordert de hygiëne.
  • Schoonmaken verlengt de levensduur van je interieur.
  • Een schone ruimte is prettiger

Slide 6 - Diapositive

schoonmaak en onderhoud

Slide 7 - Diapositive

schoonmaak en onderhoud
Schoonmaak- en reinigingsmethoden

  • stoffen - droog vuil van kasten of tafels verwijderen
  • stofzuigen - droog vuil van de grond verwijderen
  • dweilen - aangekleefd vuil van de vloer verwijderen
  • ramen zemen
  • ...

Slide 8 - Diapositive

Schoonmaakregels
  • Eerst opruimen, ruimte goed bekijken 
  • Werk van schoon naar vuil
  • Maak eerst droog schoon, daarna nat
  • Werk van boven naar beneden
  • Maak een nieuw sopje bij het schoonmaken van de keuken en bij de badkamer en het toilet
  • Vuil sop? Maak nieuw sop. Sop na gebruik meteen weggooien i.v.m. hygiëne 
  • Controleer aan het eind de ruimte. Ruim de schoonmaakspullen op.

Slide 9 - Diapositive

schoonmaak en onderhoud
Werkvolgorde
Werk van:
  • Van schoon naar vuil,
  • Van hoog naar laag.
  • Van droog naar nat

Slide 10 - Diapositive

Dus eerst stof afnemen (droog schoonmaken) en daarna stofzuigen (van boven naar beneden werken). Daarna nat reinigen: de vloer dweilen.

Aandachtspunten:
  • Bedenk een vaste route door de ruimte.
  • Gebruik de juiste schoonmaakmaterialen.
  • Gebruik de juiste schoonmaakmiddelen.
  • Werk veilig.
  • Werk ergonomisch.

Slide 11 - Diapositive

schoonmaak en onderhoud

Slide 12 - Diapositive

schoonmaak en onderhoud
Vuil
  • Droog vuil - zand/hondenharen
     verwijderen (droog): Vegen, stofzuigen, stofwissen, afstoffen 
  • Aangekleefd vuil - modder/koffievlekken
     verwijderen (nat): Met sopje. Boenen, schrobben, dweilen
  • Onzichtbaar vuil - bacteriën in keuken/op toetsenbord 
     verwijderen (desinfecteren): Eerst reinigen daarna   desinfecteren met speciaal schoonmaakmiddel

Slide 13 - Diapositive

schoonmaak en onderhoud

Slide 14 - Diapositive

schoonmaak en onderhoud
Ergonomie = verstandig omgaan met je lichaam, letten op een goede houding

Slide 15 - Diapositive

schoonmaak en onderhoud
Schoonmaakplan
= een goede planning waardoor je efficiënt (doelgericht) gaat werken.
In een schoonmaakplan staan de volgende onderdelen:
  • Wat je moet schoonmaken.
  • Wanneer je moet schoonmaken.
  • Hoe je moet schoonmaken.
  • Wie er moet schoonmaken.

Slide 16 - Diapositive

schoonmaak en onderhoud
Dagelijks
Wekelijks
Periodiek

Slide 17 - Diapositive

schoonmaak en onderhoud
Schoonmaakmaterialen:

Emmers.
Doekjes.
Schrobber.
Trekker.
Zeem.
Dweil.
Toiletborstel.
Veger/bezem.
Stofzuiger.
Mop

Slide 18 - Diapositive

Natuurlijke schoonmaakmiddelen
Synthetische schoonmaakmiddelen 
Gemaakt van aardolie 
Gemaakt van planten, heet ook wel ecologische schoonmaakmiddelen

Slide 19 - Question de remorquage

schoonmaak en onderhoud
Milieuvriendelijk
Biologisch afbreekbare schoonmaakmiddelen:
  • Ossengalzeep (verwijdert vlekken)
  • soda (vervanger van chloor)
  • groene zeep (allesreiniger en vlekverwijderaar)
  • schoonmaakazijn ( ontkalker, ramen wassen, vloeren)

Slide 20 - Diapositive

schoonmaak en onderhoud
Etiketten
Schoonmaakmiddelen kunnen gevaarlijke stoffen bevatten. Op het etiket wordt via pictogrammen de gevaren van een schoonmaakmiddel aangegeven.

Pictogram= Een afbeelding die snel iets duidelijk maakt.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Lien

Is chloor een milieuvriendelijk schoonmaakmiddel?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

Dit is een voorbeeld van een natuurlijk schoonmaakmiddel
A
Allesreiniger
B
afwasmiddel
C
Spiritus
D
Groene zeep

Slide 24 - Quiz

Welk schoonmaakmiddel is biologisch afbreekbaar
A
Ossengalzeep
B
Chloor
C
Groene zeep
D
Soda

Slide 25 - Quiz

Welk schoonmaakmiddel(len) gebruik je beslist niet?
A
Ammoniak, chloor en Spiritus
B
Schoonmaakazijn
C
Allesreiniger
D
Afwasmiddel

Slide 26 - Quiz

goed doseren van schoonmaakmiddel is belangrijk omdat
A
de reinigende werking dan optimaal is
B
teveel is een slecht voor het milieu
C
het anders onnodig geld kost
D
anders ontstaat er een vette aanslag

Slide 27 - Quiz

schoonmaak en onderhoud
schoonmaakmiddelen

  1. Reinigingsmiddelen= Een middel om het zichtbare vuil te verwijderen.
    Gebruiken voor alle oppervlakten en materialen.
    Voorbeeld: allesreiniger
  2. Desinfecteermiddelen= Een middel waarmee je onzichtbare vuil verwijdert. Het doodt micro-organismen (bacteriën en schimmels)
    Voorbeeld: chloor

Slide 28 - Diapositive

Sleep de afbeeldingen en tekst naar de juiste schoonmaakmiddelen
Desinfecteermiddelen
Reinigingsmiddelen
Onderhoudsmiddelen
Om een beschermlaagje aan te brengen

Om aangekleefd vuil los te maken

Om micro-organismen (bacteriën) te doden

Slide 29 - Question de remorquage

Wat hoort bij wat?
Slaapkamer stofzuigen
Schoonmaken met een doek waarin schoonmaakmiddel is verwerkt
Ramen wassen
Oppervlak reinigen met alcohol
Nat schoonmaken
Droog schoonmaken
Desinfecteren
Klamvochtig schoonmaken

Slide 30 - Question de remorquage

zet de afbeelding op het juiste soort schoonmaakmiddel.
reinigingsmiddel
oplosmiddel
onderhoudsmiddel
desinfecteermiddel

Slide 31 - Question de remorquage

check lesdoelen 
  • Je kunt volgens de schoonmaakregels de werkzaamheden uitvoeren
  • Je kunt onderhoudsvoorschriften lezen en interpreteren
  • Je kunt schoonmaakmiddelen en -apparatuur kiezen en gebruiken
  • Je kunt werkzaamheden uitvoeren volgens plan
  • Je kunt schoonmaken en de gebruikte materialen opruimen 




Slide 32 - Diapositive