klas 1, week 20

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Engels

klas 1, week 20

Tijdens de les

• herhalen grammar unit 5
• woordjes unit 5
• huiswerk

Grammar unit 5

• plaats en tijd
• past simple

plaats en tijd

Plaats en Tijd

waar komt de "plaats" in
een Engels zin?

waar komt de "tijd" in een Engelse zin?

als je een "plaats" en een "tijd" in de zin hebt. Welke komt er dan eerst.

went / to / yesterday / swimming-pool / he / the

well / play / on Monday / we / in the match / didn't

are / disco / the / they / going / tomorrow / to / ?

Past simple

Welke letters voeg je toe aan het werkwoord in de Past Simple?

Als je een ontkenning maakt in de past simple gebruik je welk woord?

When he was young, he ...........
(live) on a farm in the country.

he went to university, where he
........... (study) Philosophy.

maak ontkennend:
Some Indians lived in tents.

maak ontkennend:
he arrived yesterday

maak vragend:
Jan studied for three hours.

maak vragend:
They travelled across Canada by bike.

Woordjes Unit 5

Do you live in a city or a village?
"village"

There is no bone in your ear.
"bone"

The brownies ____ delicious!

1. pour
2. skin
3. lake
4. smell

The nurse puts a ____ on my graze.

1. injury
2. bandage
3. smell
4. breeze

We’re staying in a ____ (vallei) in county Wicklow

We’re all fine, but we had a bit of an ____ (ongeluk) yesterday.

The worst part was that we were surprised by a ____! (bui)

Our clothes were all ____ (nat) by the time we got back to the campground.

Huiswerk

• heb je alles al af?!
• Unit 5, les 6, opg. 1, 2, 3, 4 (groepswerk mag samen maar kan ook alleen gemaakt worden)
• Leren studyboxes Unit 5