Stap 2: Theorie

Stap 2
Theoretisch kader
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Stap 2
Theoretisch kader

Slide 1 - Diapositive

Inhoud
1. Wat zit er in het theoretisch kader?

2. Soorten variabelen

3. Conceptueel model

4. Relaties

Slide 2 - Diapositive

WAT ZIT ER IN EEN THEORETISCH KADER?
Definities
Kernconcepten

Slide 3 - Diapositive

THEORETISCH KADER
In het theoretisch kader geef je de theoretische achtergrond voor je onderzoek. Dit betekent dat je de kernbegrippen uit de hoofdvraag toelicht door verschillende definities te bespreken. 

Daarnaast is het theoretisch kader de plek om relevante modellen en/of theorieën te beschrijven. Ook hier is het van belang dat je beargumenteert waarom bepaalde modellen geschikter zijn voor jouw onderzoek dan andere modellen.

Slide 4 - Diapositive

TIPS
  1. Let erop dat je je theoretisch kader puur en alleen baseert op wetenschappelijke literatuur of boeken;
  2. Gebruik meerdere bronnen. Des te meer bronnen, des te betrouwbaarder de informatie.
  3. Maak gebruik van bronvermelding (APA-stijl)
  4. Gebruik formeel taalgebruik (geen 'ik’ of ‘wij’ en het vermijden van passieve zinnen).

Slide 5 - Diapositive

VARIABELEN
Onafhankelijke variabele
Afhankelijke variabele
Interveniërende variabele

Slide 6 - Diapositive

VARIABELEN
Variabelen (kenmerken) = de eigenschappen van de objecten die de onderzoeker in het bijzonder interesseren en die van elkaar kunnen verschillen.

Wat is de invloed van leeftijd op de kans op een hartproblemen?

>>> Wat zijn hier de variabelen?

Slide 7 - Diapositive

Onafhankelijke variabele
Deze variabele is geheel onafhankelijk van andere variabelen en staat daarmee links in het conceptueel model.

De waarde van de onafhankelijke variabele kan verschillen (denk aan leeftijd) en is niet afhankelijk van andere variabelen.

De onafhankelijke variabele bepaalt de uitkomst van de afhankelijke variabele.


Slide 8 - Diapositive

Afhankelijke variabele
Deze variabele is altijd afhankelijk van (wordt beïnvloed door) een andere variabele en staat daarmee rechts in het conceptueel model.

De uitkomst of de waarde die een afhankelijke variabele inneemt, wordt bepaalt door de onafhankelijke variabele.


Slide 9 - Diapositive

Interveniërende variabele
Dit is een variabele die het verband tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele ook beïnvloedt, maar die niet wordt gemeten. 

Het is van belang om bij het trekken van conclusies rekening te houden met andere variabelen die een rol zouden kunnen spelen. Er zou namelijk geconcludeerd kunnen worden dat er een verband bestaat tussen twee variabelen, terwijl dit feitelijk niet zo is.

Slide 10 - Diapositive

VOORBEELD
Vaak veronderstelt men dat een hoger opleidingsniveau leidt tot een hoger inkomen. Er is hier ook sprake van een positieve correlatie. Maar onderzoek wees uit, dat we iets over het hoofd zagen. Het beroep was doorslaggevend voor het inkomen, niet per se het opleidingsniveau.

>>> Er sprake is van een vals verband, want wat kan invloed hebben?

Slide 11 - Diapositive

Wat is de afhankelijke variabele in deze onderzoeksvraag?:
In hoeverre hebben pissebedden de voorkeur voor een lichte of donkere omgeving?
A
Pissebedden
B
De hoeveelheid licht
C
Daar waar de pissebedden zitten

Slide 12 - Quiz

Welke 2 beweringen zijn juist?
A
Een onafhankelijke variabele wordt gekozen
B
Een onafhankelijke variabele wordt gemeten
C
Een afhankelijke variabele wordt gekozen
D
Een afhankelijke variabele wordt gemeten

Slide 13 - Quiz

Wat is de afhankelijke/onafhankelijke variabele?

Wat is het effect van sporten op de gezondheid van jongeren?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is de afhankelijke/onafhankelijke variabele?

In hoeverre wordt criminaliteit veroorzaakt door te weinig controle in de opvoeding?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is de afhankelijke/onafhankelijke variabele?

Wat is het verband tussen opleidingsniveau en kiesgedrag?

Slide 16 - Question ouverte

CONCEPTUEEL MODEL
Conceptueel model

Slide 17 - Diapositive

Conceptueel model
Onafhankelijke variabele
Afhankelijke variabele

Slide 18 - Diapositive

RELATIES
Correlatie
Causaliteit

Slide 19 - Diapositive

TYPE RELATIES
Relaties = samenhang tussen variabelen.

Correlatie = verband / samenhang.

Causale relatie = een oorzaak-gevolg relatie. 

Is een correlatie altijd causaal?

Slide 20 - Diapositive

OPEN EINDJES
Het kan voor een onderzoeker interessant zijn om te weten of de tijd die 16 jarige jongens gemiddeld besteden aan het spelen van Call of Duty verband heeft met agressief gedrag. 

Een correlatie (verband) tussen de tijd besteed aan het spelen van Call of Duty en agressief gedrag, is een indicator voor de wijze waarop de twee variabelen gecorreleerd zijn en hoe sterk. 

Het is belangrijk om te weten dat een correlatie tussen deze twee variabelen een onderzoeker niet laat zien of de tijd die besteed wordt aan het spelen van Call of Duty daadwerkelijk agressief gedrag op school veroorzaakt.

Slide 21 - Diapositive

Huiswerk
Maak het werkblad over variabelen

Slide 22 - Diapositive