Hoofdstuk 7 paragraaf 4

H7 §4
H7: geld voor de overheid.

§4: motorrijtuigenbelasting
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

H7 §4
H7: geld voor de overheid.

§4: motorrijtuigenbelasting

Slide 1 - Diapositive

Vandaag:
Lesdoel
Uitleg 
Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie uitleggen:
  • wat de motorrijtuigenbelasting is en hoe deze toegepast wordt


Slide 3 - Diapositive

Motorrijtuigenbelasting
  • Het bezitten van een auto kost geld.
  • Naast onderhoud, brandstof ook belasting.
  • Je betaald voor het bezit.
  • Het maakt niet uit of je hem veel of weinig gebruikt.

Slide 4 - Diapositive

Belasting op autobezit
  • Het bezitten van een auto kost geld.
  • Naast onderhoud, brandstof ook belasting.
  • Je betaald voor het bezit.
  • Het maakt niet uit of je hem veel of weinig gebruikt.

Slide 5 - Diapositive

Tarieven
  • Motorrijtuigenbelasting kan verschillen op een aantal vlakken.
  • Bijvoorbeeld: soort brandstof.
  • Hoogst: Diesel
  • Daarna: Gas (LPG)
  • Goedkoopst: benzine.
  • Gewicht maakt ook uit: Hoe zwaarder, hoe duurder.

Slide 6 - Diapositive

Benzineauto's
  • Kosten relatief weinig belasting.
  • Literprijs van benzine is wel hoger dan diesel!
  • Dus: rijd je veel, is het duurder.
  • Komt ook door accijns.

Slide 7 - Diapositive

Dieselauto
  • Is duurder in de belasting.
  • Brandstof is per liter wel goedkoper.
  • Rijd je veel? Diesel is dan op de lange termijn goedkoper.


Slide 8 - Diapositive

Auto op gas
  • Lage accijns op gas (LPG).
  • Motorrijtuigenbelasting is wel hoog.

Slide 9 - Diapositive

Inkomsten van de overheid
  • Bijna alle automobilisten betalen motorrijtuigenbelasting.
  • Ook bij de aanschaf van een auto betaal je (BTW).

Slide 10 - Diapositive

Aan de slag!
  • Ga aan de slag met H7 §4
  • Zorg dat je ook de rekentrainer maakt. 
  • Klaar? Maak versterk jezelf. 
  • Je werkt voor jezelf. 
  • Je mag een rekenmachine gebruiken (geen telefoon).
  • Je werkt in stilte.










Slide 11 - Diapositive