Vragen bij de tekst; Livius

Vragen p.14
Amulius & Numitor 1.3
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Vragen p.14
Amulius & Numitor 1.3

Slide 1 - Diapositive

1a. Regel 3 voluntas patris
Wat hield de voluntas in?

Slide 2 - Question ouverte

1b. Citeer het tekstelement waarop je je antwoord baseert.

Slide 3 - Question ouverte

2. Regel 3 verecundia aetatis
Om wiens leeftijd gaat het?

Slide 4 - Question ouverte

3a. Regel 5 cum Vestalem eam legisset
Welk voordeel had Amulius daarvan?

Slide 5 - Question ouverte

3b. B. Citeer het tekstelement waaruit zijn onoprechtheid blijkt.

Slide 6 - Question ouverte

Vragen p.18
Romulus & Remus 1.4

Slide 7 - Diapositive

4. In de eerste regels van 1.4 is sprake van een prospectief element. Licht deze uitspraak toe.

Slide 8 - Question ouverte

5. r.8-10 Vi compressa t/m nuncupat.
Vergelijk Livius' standpunt over Mars als stamvader van Rome in deze passage met dat in de praefatio r. 31-34.
Welk verschil merk je op?

Slide 9 - Question ouverte

6. r. 9 culpae
A. Wat zou haar culpa zijn?
B. Citeer het tekstelement dat daarmee in tegenspraak lijkt te zijn.

Slide 10 - Question ouverte

6C. Hoe probeert ze haar fout minder ernstig te maken?

Slide 11 - Question ouverte

7a. 10-15 Sed t/m dabat. Volgens Livius waren de stichting en de grootheid van Rome voorbeschikt. Citeer 2 tekstelementen die hierop wijzen. (b = besproken in de les)

Slide 12 - Question ouverte

8. 12 datur, pueros
Wat wordt door het asyndeton gemarkeerd?

Slide 13 - Question ouverte

9. 21 lingua lambentem
A. Welk stilistisch middel herken je?
B. Wat is daarvan het effect?

Slide 14 - Question ouverte

10. 24 inde t/m ... datum.
Citeer uit 17-24 drie tekstelementen die ook wijzen op het ontbreken van betrouwbare bronnen.

Slide 15 - Question ouverte

11. r.24-9 Ita geniti t/m celebrare.
Welk detail in dit verhaal plaatst hen al boven hun leeftijdsgenoten?

Slide 16 - Question ouverte

12. 1-29 In deze passage treedt duidelijk vertraging in het verteltempo op ten opzichte van 1.3.
A. Licht dit toe met behulp van de Latijnse tekst.

Slide 17 - Question ouverte

12b B. Kun je hiervoor een inhoudelijke verklaring bedenken?

Slide 18 - Question ouverte

Vragen p.20

Slide 19 - Diapositive

13. 30 Iam turn ... t/m ferunt. Katwijk-Knapp vertaalt deze passage:
Men zegt dat ons Lupercusfeest toen al op de Palatijnse heuvel werd gevierd
A. Van welk Latijns tekstelement is ons de vertaling?
B. Naar welke tijd verwijst Livius met dit tekstelement?

Slide 20 - Question ouverte

13C. Op welke uitspraak aan het eind van 1.4 gaat Livius hier in? Citeer

Slide 21 - Question ouverte

14. 30-5 Deze passage bevat twee etymologische (verklarende) elementen.
A. Citeer de tekstelementen.
B. Waarvoor geven deze een verklaring?

Slide 22 - Question ouverte

15. 34-5 venerantes t/m Inuum.
Welk stilistisch middel herken je?

Slide 23 - Question ouverte

16. 30-5 Wat merk je op in het verteltempo in deze passage?

Slide 24 - Question ouverte

Vragen p.23
De tweeling herkend; Amulius gestraft 1.5

Slide 25 - Diapositive

36 cum sollemne notum esset
Waarvoor is dit een verklaring?

Slide 26 - Question ouverte

18. 37 cum Romulus ... t/m cepisse
Voor het eerst worden zij bij naam genoemd.
Citeer uit 1.4 (7-15) de 4 betreffende tekstelementen

Slide 27 - Question ouverte

19. 42-3 nam et ... t/m congruere;
Citeer het tekstelement dat door deze zin verklaard wordt.

Slide 28 - Question ouverte

20. 43 ad id ipsum
Citeer het tekstelement waarnaar dit verwijst.

Slide 29 - Question ouverte

21. 45 metu
Waar zou Faustulus nu bang voor zijn?

Slide 30 - Question ouverte

22. 45-8 Geef stap voor stap de gedachtegang van Numitor weer.

Slide 31 - Question ouverte

23. 49 Ita t/m nectitur.
Katwijk-Knapp vertaalt deze woorden: Zo werd er een net van listen om de koning geknoopt.
A. Van welk Latijns tekstelement is een net de weergave?
B. Welk stilistisch middel herken je in het Latijn en de vertaling?

Slide 32 - Question ouverte

24. Wat kun je zeggen over het verteltempo aan het eind van de passage?
Licht je antwoord toe.

Slide 33 - Question ouverte

Vragen p.25
Numitor koning 1.6

Slide 34 - Diapositive

25. 54-6 Numitor t/m avocasset
A.Om welke twee locaties gaat het hier? Citeer
B.Naar welke van de twee roept Numitor de pubes Album op?
C.Waarom kiest hij daarvoor?

Slide 35 - Question ouverte

26. 57 scelera
Deze heeft Livius in 1.3 (1-6) genoemd. Citeer de desbetreffende tekstelementen.

Slide 36 - Question ouverte

27. 58-9 caedem tyranni ostendit.
A. Dit is ook aan het eind van 1.5 meegedeeld. Citeer
B. Welk verschil valt je op?
C. Verklaar dit verschil vanuit het vertelperspectief.

Slide 37 - Question ouverte

Vragen p.26

Slide 38 - Diapositive

28. 62-8 Ita Numitori t/m principio.
In deze passage zien we vertellerscommentaar.
A. Citeer de desbetreffende tekstelementen.
B. Welke twee voorbeelden van parallellisme herken je? Citeer

Slide 39 - Question ouverte

28. C. Naar welke gebeurtenis in de hieraan voorafgaande geschiedenis verwijst Livius?
D. Kun je ook aan Livius' eigen tijd denken?

Slide 40 - Question ouverte

29. 68 aetatis verecundia
A. Waar kwamen we dit criterium eerder tegen?
B. Wat is het verschil in situatie?

Slide 41 - Question ouverte

30. 68-71 Quoniam t/m capiunt.
A. Waarvoor is deze mededeling een verklaring?
B. Welk stilistisch middel kun je in het vervolg aanwijzen?
C. Wat is daarvan de functie?

Slide 42 - Question ouverte

Vragen p. 28

Slide 43 - Diapositive

31. 74 tempore t/m avium
A. tempore praecepto: citeer het tekstelement waarnaar dit verwijst.
B. numero avium: citeer waarnaar dit verwijst.

Slide 44 - Question ouverte

32. 72-80 De dood van Remus wordt in twee versies verteld.
A. Citeer uit beide versies de tekstelementen waarmee het doden van Remus wordt beschreven.
B. Welk verschil merk je op?

Slide 45 - Question ouverte

32C. Ook de situaties waarin hij werd gedood zijn verschillend: licht toe.
D. Wat kun je zeggen over het verteltempo?
E. Geef daarvoor een verklaring.

Slide 46 - Question ouverte

33. 77-9 inde ab t/m .. interfectum.
Wat valt je op aan de woordplaatsing? Licht je antwoord toe.

Slide 47 - Question ouverte