3M - Les 4 P3 - 3e naamval

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

3m

Les 4 P3

Deutsch!

Gutentag

Studienführer

Voorbereiding voor les 2:
maken: Schritt 41

Verwerkingsopdrachten na les 2:
maken: Schritt 42

Unterrichtsziele

 - 1e, 3e & 4e naamval

begrijpen (met schema)

- werkwoorden

- Redemittel

Naamvallen

ze hebben invloed op

- persoonlijk voornaamwoorden

- der-groep

- ein-groep

- bijvoegelijk naamwoorden

Bij de volgende vragen moet je het schema gebruiken

om het schema goed af te lezen, moet je 3 dingen weten:

- welk schema ?  (der-groep of ein-groep of pers. vnw)

- welke kolom? (m / v / o / mv )

- welke rij? (1e /  3e  / 4e  naamval)

+3 voorzetsels

mit

nach

bei

von

aus

seit

zu

met

van

tot, naar

na, naar

sinds

bij

uit

na haar

1. nach sie
2. nach ihr

naar mij

1. zu ich
2. zu mir
3. zu mich
4. zu dir

voor u

1. für sie
2. für ihnen
3. für Sie
4. für Ihnen

bij jou

1. bei du
2. bei dir
3. bei dich
4. bei dein

Wollen wir zu ... Festival (o) gehen?

1. das
2. der
3. den
4. dem

Fährst du lieber mit ... Bahn (v)?

1. die
2. der
3. das
4. dem

bij welke Gate
Bei ... Gate (o)

de 3e naamval

de 3e naamval komt voor: 

- na een +3 voorzetsel

- bij het meewerkend voorwerp

- na een keuzevoorzetsel 

later / 

paarse vlak

het meewerkend voorwerp

- is een zinsdeel net als onderwerp en lijdend voorwerp

- je kunt er vaak AAN voor zetten

- staat bij werkwoorden als vertellen, uitleggen, geven, sturen, bevallen, bieden, bezorgen, gunnen, verkopen, lenen... etc ....

AAN

Ich habe ... Klasse (v) den 3. Fall erklärt.

1. die
2. der
3. dem
4. den

Der Mann verkauft ... Jungen ein Brötchen.

1. der
2. dem
3. den
4. das

Übung macht der Meister

na elke training (o)

1. nach jedem Training
2. nach elcher Training
3. nach jeder Training
4. nach jeden Training

voor welk kind?

1. für welches Kind?
2. für welchem Kind?
3. für welch Kind?
4. für welchen Kind?

bij dit huis

na een uur (Stunde)

Ik woon in Hardenberg met mijn moeder, vader en broer.

Redemittel Schritt 42

Ich ... (fliegen) nach Wien, wo soll ... (ik) mich melden?

Waarom ... (moet) ich online einchecken?

... (Bij welke) Gate (m) muss ich sein?

Ik ben mijn vliegticket vergeten, wat nu?
Ich - Flugticket - vergessen- jetzt - was

Hoe kom ik naar Italië?
Wie ... ich nach Italien?

... (Waar kan ik mijn) Gepäck (o) abstellen?

Verspätung - wie - viel - das Flugzeug - aus Zürich?

Auf Wiedersehen