verleden tijd haben en sein 1

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

VT van HABEN
Combineer de persoonlijke voornaamwoorden met de juiste werkwoordsvorm
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatten
hatte
hattest
hatte
hattet
hatten

Slide 3 - Question de remorquage

VT van SEIN
Combineer de persoonlijke voornaamwoorden met de juiste werkwoordsvorm
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
waren
war
warst
war
wart
waren

Slide 4 - Question de remorquage

Vul de juiste vorm in de verleden tijd in:
(haben) Ihr ........ auch nichts gemacht.
A
habt
B
habten
C
hattet
D
hatten

Slide 5 - Quiz

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(haben) Ich ..... keine Zeit.
A
habe
B
hab
C
hat
D
hatte

Slide 6 - Quiz

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(haben) Du ... kein Geschenk?
A
hattest
B
hast
C
hatst
D
hattet

Slide 7 - Quiz

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(haben) Er .... das nicht gedacht!
A
hat
B
habt
C
hatte
D
hattet

Slide 8 - Quiz

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(haben) Wir ..... keine Ahnung.
A
haten
B
hatten
C
hattet
D
haben

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(haben) Ich ..... keine Hausaufgaben.

Slide 10 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(haben) Er ..... nichts gelernt.

Slide 11 - Question ouverte

Gestern ... (was) ein komischer Tag.
A
war
B
wart
C
hattet
D
hatten

Slide 12 - Quiz

Es regnete und es ... (was) kalt.
A
hatte
B
war
C
waren
D
wart

Slide 13 - Quiz

Mein Handy ... (was) kaputt.
A
war
B
hattest
C
hatte
D
wart

Slide 14 - Quiz

Außerdem ... (waren) meine Eltern auch da.
A
war
B
warst
C
waren
D
wart

Slide 15 - Quiz