Geslacht zelfstandig naamwoord

Der...Die...Das
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Der...Die...Das

Slide 1 - Diapositive

Grammatik 
Geslacht zelfstandig naamwoord
In het Duits krijgen alle zelfstandig naamwoorden een hoofdletter!
In het Duits heb je mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden. Die krijgen ook een lidwoord.
m = der Mann
v = die Frau
o = dasKind
mv = die Männer, Frauen, Kinder

Slide 2 - Diapositive

Mannelijk (de)
-  Woorden zijn altijd mannelijk als het gaat om een mannelijke persoon of dier:
 Bv: der Onkel, der Vater, der Bruder, der Lehrer, der Stier
- Altijd mannelijk zijn:
- De dagen v/d week: der Montag, der Dienstag, ... 
- De maanden v/h jaar: der Januar, der Februar, ... 
- De jaargetijden: der Frühling (lente), der Sommer, der Herbst, der Winter




Slide 3 - Diapositive

Vrouwelijk (de)
- woorden (dingen) op -e zijn bijna altijd vrouwelijk
 Bv. die Rose, die Tasse
- woorden zijn altijd vrouwelijk als het gaat om een vrouwelijke persoon of dier:
 Bv: die Mutter, die Tante, die Schwester, die Lehrerin, die Kuh
- Bovendien zijn woorden die eindigen op –heit, -keit, -schaft, -ung ook vrouwelijk.
 Bv: die Mannschaft, die Gesundheit, die Fröhlichkeit, die Lesung


Slide 4 - Diapositive

Onzijdig (het)
- Nederlandse “het” woorden zijn meestal onzijdig in het Duits
 Bv: das Buch, das Kind, das Dach
- onzijdig zijn alle woorden die eindigen op: -lein en –chen (verkleinwoorden)
 Bv: das Mädchen, das Kästchen, das Fräulein

Slide 5 - Diapositive

Nu jij.... 

Slide 6 - Diapositive

der
die
das
Hexe
Winter
Kaninchen

Schwester
Brüderchen
Gemeinschaft
Koch
Schlaflosigkeit
Dächlein
Mädchen

Slide 7 - Question de remorquage

Vul het lidwoord in.
______ Oktober
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quiz

_____ Herbst
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quiz

_____ Wirklichkeit
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quiz

_____ Bierchen
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quiz

_____ Lampe
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quiz

______ Freundschaft
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quiz

Das war es! Hoe ging het? Snap je de regels voor het geslacht van het zelfstandig naamwoord?
A
Nee, ik snap er niks van.
B
Ja, ik begrijp het helemaal.
C
Ja, ik begrijp het, maar ik moet nog meer oefenen.

Slide 14 - Quiz

Stel hier een vraag over deze les

Slide 15 - Question ouverte