Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Vandaag
Basisstof 6: Opvoeding of aanleg?
Slide 2 - Diapositive
Lesdoelen:
Bs 5:
Je kunt kruisingsschema’s maken voor onafhankelijke overerving van multipele allelen, letale factoren en gekoppelde genen en hieruit of uit stambomen de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden.
Je kunt verklaren dat mitochondriale overerving kan leiden tot een andere overerving dan volgens de wetten van Mendel. (alle regels die we tot nu toe besproken hebben)
Bs 6:
Je kunt het doel van tweelingonderzoek beschrijven.
Je kunt verklaren dat epigenetica kan leiden tot een ander overervingspatroon dan volgens de wetten van Mendel.
Slide 3 - Diapositive
Welke beschrijving hoort bij welk begrip?
Bevat informatie over één erfelijke eigenschap
Bestaat uit DNA en eiwitten
Is een variant van een gen
De stof die de code bevat over erfelijke eigenschappen
Chromosoom
Allel
DNA
Gen
Slide 4 - Question de remorquage
Wat is de verhouding in het fenotype van de nakomelingen als: Aa x Aa
A= Kuif, a= geen kuif, AA= lethaal
A
Kuif: geen kuif = 3 : 1
B
Kuif: geen kuif = 2: 0
C
Kuif: geen kuif = 2: 1
D
Kuif: geen kuif = 1: 1
Slide 5 - Quiz
Wat is een typisch kruisingsschema voor een monohybride overerving?
A
B
C
D
Slide 6 - Quiz
Kruisingen die we tot nu toe hebben behandeld:
Monohybride: Aa x Aa
Intermediair: IAIa x IAIa
X-chromosomaal: XAXa x XAY
Bloedgroepen: IAi x IBi
Lethaal: AA = dood
Gekoppelde overerving: x
Ongekoppelde overerving: AaBb x aabb
Slide 7 - Diapositive
Wat is het genotype van nummer 7 in de stamboom?
A
AA
B
Aa
C
aa
Slide 8 - Quiz
A
De ziekte is dominant
B
De ziekte is recessief
Slide 9 - Quiz
Bij de mens komen twee gekoppelde genen voor: A en B. Hoe groot is de kans (procenten) dat een vader en een moeder met een chromosoompatroon zoals hiernaast een kind krijgen met genotype aaBb?
Slide 10 - Question ouverte
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
1. Door kruising van een witte slak en een zwarte slak ontstaat een F1 met erg veel nakomelingen, die voor 100% uit grijze slakken bestaat. De F1 wordt onderling doorgekruist. a. Hoeveel procent van de grijze slakken in de F2 is homozygoot? b. Hoeveel procent van de homozygote slakken in de F2 is wit?
Slide 13 - Question ouverte
Slide 14 - Diapositive
Bij een diersoort komen van twee onafhankelijk overervende genen letale allelen voor: zygoten met het genotype pp en/of qq zijn niet levensvatbaar.
Welk deel van de zygoten zal bij het ouderpaar PpQq x PpQq niet-levensvatbaar zijn?
Slide 15 - Question ouverte
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Gekoppelde overerving
Beide genen liggen op HETZELFDE
chromosoom
Onafhankelijke overerving
Beide genen liggen op VERSCHILLENDE
chromosomen
Slide 18 - Diapositive
Gedrag: Erfelijk of aangeleerd?
Slide 19 - Diapositive
Nature-nurture
Fenotype = milieu + genotype
Welke speelt een grotere rol?
Herhaling in generaties van: alcoholisme, huiselijk geweld en misbruik.
Maar ook: creativiteit, verlegenheid, rekenvaardigheid.
Slide 20 - Diapositive
Gedrag van mensen wordt bepaald door hun genen.
Filosofen/Wetenschappers bij nature-nurture
Criminelen zien er anders uit dan niet-criminelen.
Het meeste gedrag van mensen en dieren is aangeleerd.
Criminaliteit is niet aangeboren, maar mensen kiezen er zelf voor om crimineel gedrag te vertonen.
John Locke & John Stuart Mill
Lombroso
Behavioristen Pavlov en Skinner
Merton
Slide 21 - Diapositive
Tweeling-onderzoek
Als je gedrag van vader en zoon vergelijkt: overeenkomsten erfelijkheid of leergedrag?
Het meest geschikt zijn ééneiige tweelingen die gescheiden zijn opgegroeid. Identiek genotype, verschil is milieu.
< Erik en Peter, ééneiige tweeling uit Nederland, gescheiden opgegroeid.
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Vidéo
Epigenetica
Onderzoek naar beinvloeden genactiviteit.
Aangezette of uitgezette genen (methylering) blijken geërfd te kunnen worden.
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Vidéo
Epigenetica
Slide 26 - Diapositive
Epigenetica gaat over:
A
Het effect van de DNA-code op het fenotype.
B
Het effect van de omgeving op uiting van genen.
C
Mutaties van de DNA-code door omgeving.
D
Het doorgeven van mutaties in DNA.
Slide 27 - Quiz
Een ééneiige tweeling groeit gescheiden van elkaar op. Wat zou je goed kunnen onderzoeken met behulp van deze tweeling?