Herhaling par. 2.7

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Par. 2.7

GRAMMATICA

Doelen

- WOORDSOORTEN (LW, BN, ZN, VZ, BZV, PSV) herhalen uit 

leerjaar 1

- Het verschil tussen een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord herkennen

- Telwoorden

8 oktober 2024

Wat: Herhaling par. 2.7

Wanneer: 11:20-12:10 + 14:20-15:10

Hoe: Klassikaal herhalen

Klaar: Opdrachten klassikaal maken

HW: Par. 2.8 opdrachten (zie Magister)

Lesdoel: Zie vorige slide

Taaldoel: Geen

SLEEP DE WOORDSOORTEN NAAR DE GOEDE PLEK

De ouders van Bilal zijn erg aardige en behulpzame mensen.

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

werkwoord

lidwoord

ouders

de

aardige

mensen

Bilal

zijn

behulpzame

Vul de zin aan:

Een bezittelijk voornaamwoord ...

1. geeft aan van wie iets is of bij wie iets hoort.
2. wijst terug naar iets eerdergenoemd.
3. verbindt twee woorden of zinnen met elkaar.
4. verwijst naar een persoon, dier of ding.

Bezittelijk voornaamwoord

Wat is een bezittelijk voornaamwoord? Geeft aan dat iets van iemand is.

mijn	vader	onze/ons	hond
jouw	tas	jullie	school
zijn	huis	hun	auto
haar	schoen	uw	kind
zijn	laptop

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

1. Een verkleinwoord van een zelfstandig naamwoord
2. Een bijvoeglijk naamwoord dat een persoon beschrijft
3. Een woord dat naar een persoon verwijst (zoals ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie, zij)
4. Een woord dat naar een ding verwijst

Persoonlijk voornaamwoord

Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar:

een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.

ik, hij, zij, het, wij, jullie, ons,

jou, ons, hen, mij, hem..........

TIP: Filmpjes bekijken

Zelfstandig werkwoord:
Welke stellingen zijn beiden waar?

1. Hebben altijd een hulpje nodig. Is altijd de persoonsvorm
2. Kunnen alleen in een zin staan. Zijn beter met een hulpje.
3. Is een werkwoord. Heeft geen duidelijke betekenis.
4. Het zijn echte doe-woorden, met een duidelijke betekenis. Kunnen alleen in een zin staan.

Zelfstandig werkwoord (zww)

Voorbeeld 1:                                                       Voorbeeld 2:

Mijn moeder bakt een taart. 

Mijn broertje valt van zijn scooter. 

Wat zijn hulpwerkwoorden?

1. De belangrijkste werkwoorden in een zin
2. Werkwoorden die een ander ww 'helpen'

Hulpwerkwoord (HWW)

Een hulpwerkwoord is het hulpje van het zelfstandig werkwoord. 

Voorbeeld 1                                                     Voorbeeld 2

Mijn moeder heeft een taart gebakken.  

Mijn broertje is van zijn scooter gevallen. 

Telwoorden

Een hoofdtelwoord (htw) geeft een hoeveelheid aan.

Bijvoorbeeld:

Ik heb ... (drie, honderdtwintig, veel) pennen in mijn etui.

Telwoorden

Een rangtelwoord (rtw) geeft een volgorde aan.

Een rangtelwoord eindigt altijd op -de of -ste.

Bijvoorbeeld:

Ik zit op de ... (1e, zesde, twintigste, middelste) rij in de klas.

WHHTUK

Wat: Opdrachten maken 5+6+7+10+12

Hoe: Klassikaal

Hulp: Docent 

Tijd: 30 min

Uitkomst: Opdrachten 5+6+7+10+12 goed gemaakt

Eerder klaar: Opdrachten 8+9+11+13+16 van 2.7 maken

Controle HW

Waar hebben we het vandaag over gehad?

lezen via: kranten, tijdschriften of internet

Vraag jezelf af: Wat is waar?/ Is het waar?

Kijk waar de tekst vandaan komt: de bron!

Let op het doe van de tekst: overtuigen/ informeren? (meningen/feiten)

Haar is altijd een persoonlijk voornaamwoord.

1. Waar
2. Niet waar

Een bezittelijk voornaamwoord geeft bezit aan: van wie is iets?

1. Waar
2. Niet waar

In welke zin staat geen bezittelijk voornaamwoord?

1. Mijn boek ligt daar.
2. Ik ga fietsen.
3. Jij bent je tas vergeten.
4. Dat is zijn broek.

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik word bekeken
bekeken = .....

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gefietst.
gefietst = .....

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord

Wat is het hulpwerkwoord in de zin: 'Ik heb gisteren een taart gebakken'?

1. gebakken
2. gisteren
3. taart
4. heb

Het 6e lesuur zijn wij vrij.
wat is 6e?

1. telwoord
2. rangtelwoord
3. onbepaald telwoord
4. bepaald telwoord

Wat is het telwoord in deze zin?
Lotte heeft in de pauze drie blikjes cola gedronken.

1. Lotte
2. de
3. drie
4. blikjes

Vooruitblik

Volgende les:

- 2.8:  Meervoud zelfstandig naamwoord 

- HW: Opdrachten par. 2.8 maken (Zie Magister voor de opdrachten)