Welke oogafwijking heb je als de oogas te kort is tussen lens en netvlies?
A
bijziend
B
verziend
Slide 17 - Quiz
Pupilreflex
Slide 18 - Diapositive
Bij macula-degeneratie (LMD) raakt het netvlies vervormd doordat eiwitten zich ophopen achter het netvlies of doordat daar extra bloedvaatjes ontstaan. Dit veroorzaakt een afwijkend beeld. Bij de Amsler-test kijken patiënten naar een raster (1a). Leg uit hoe ophoping van eiwitten achter het netvlies kan leiden tot het afwijkend beeld zoals in 1b.
Slide 19 - Question ouverte
Diepte zien
Dieptezien is het vermogen van de ogen om afstand en diepte waar te nemen.
Dit gebeurt doordat
-elk oog een iets ander beeld waarneemt door hun positie op het hoofd. - De hersenen combineren deze twee beelden tot één beeld met diepte. - Ook het verschil in beelden van beide ogen, dat kleiner is bij voorwerpen die verder weg zijn, speelt een rol bij diepteperceptie.
-Bij voorwerpen op grotere afstand lijken de oogassen meer evenwijdig te lopen en vormen de voorwerpen een kleiner beeld op het netvlies, waardoor ze verder weg lijken.
Slide 20 - Diapositive
gedrag
Slide 21 - Diapositive
Gedrag in de biologie verwijst naar de reacties van organismen op interne of externe stimuli.
Het kan bestaan uit eenvoudige reflexen tot complexe routines.
Gedrag kan erfelijk bepaald( aangeboren) zijn maar ook aangeleerd.
Aangepast gedrag aan omstandigheden vergroot de fitness/overlevingskans; dit is adequaat gedrag
Bij analyses van gedrag worden vaak ethogrammen en protocollen gebruikt om gedragssystemen en patronen te onderzoeken en te documenteren.
Slide 22 - Diapositive
Ethogram en protocol
Om gedrag te onderzoeken worden ethogrammen en protocollen gebruikt om alle handelingen te noteren.
ethogram
afkortingen van alle handelingen
protocol
scoren van frequentie van deze handelingen
Slide 23 - Diapositive
Resultaten verwerken
Frequentiediagram
Sequentiediagram
Slide 24 - Diapositive
Sleutelprikkel
Supranormale prikkel
een prikkel dat altijd een specifiek gedrag veroorzaakt bij een organisme noem je een sleutelprikkel.
Een supranormale prikkel is een prikkel dat dit gedrag sterker oproept.
Slide 25 - Diapositive
Sociaal gedrag
Balts
Territoriumgedrag
Conflictgedrag
Rangorde
Staten (insecten)
Slide 26 - Diapositive
Alle waarneembare activiteiten van een dier of mens
A
Respons
B
Handeling
C
Gedrag
D
Gedragselementen
Slide 27 - Quiz
Spreeuwenjongen die pas uit het ei gekomen zijn, hebben hun ogen nog dicht. Wanneer een ouder op het nest landt, sperren ze onmiddellijk hun bek open.
Wat is de uitwendige prikkel voor dit gedrag van de spreeuwenjongen?
A
honger
B
het bewegen van het nest
C
het ruiken van de worm
D
het zien van de ouder
Slide 28 - Quiz
Wat weet je van een ethogram?
Wat is ...............waar?
NIET
A
Je schrijft op wat een dier doet
B
Een gedragshandeling wordt omschreven
C
Je schrijft bijv. op dat een hond agressief is
D
Het is een lijst met beschrijvingen van gedrag
Slide 29 - Quiz
Welke vragen kun je beantwoorden aan de hand van een protocol?
A
Hoe vaak komt elk gedragselement voor?
B
Hoelang duurt ieder gedragselement?
C
Is er sprake van een gedragsketen?
D
Wat denkt een dier tijdens het gedrag?
Slide 30 - Quiz
Het openen van de bek, het sperren.... is het gedrag dat jonge vogels vertonen als ze hun ouders horen of zien. Sperren is:
A
Aangeleerd gedrag
B
Aangeboren gedrag
Slide 31 - Quiz
Welke vorm van gedrag is dit?
A
Baltsgedrag
B
Voortplantingsgedrag
C
Verzoeningsgedrag
D
Conflictgedrag
Slide 32 - Quiz
Leerprocessen
Gewenning
Inprenting
Imitatie
Conditionering (trial and error, geconditioneerde reflex en beloning)
Inzicht
Slide 33 - Diapositive
Een hongerige pad kreeg een levende zweefvlieg aangeboden (de zweefvlieg lijkt veel op een wesp). De pad at de zweefvlieg op. De pad kreeg vervolgens een levende wesp aangeboden. Toen de pad de wesp wilde opeten, stak de wesp. De pad liet de wesp daarna ongemoeid. Later kreeg de pad opnieuw een zweefvlieg aangeboden, hij reageerde niet. Een aangeboden huisvlieg werd wel opgegeten. Door welke manier van leren vermijdt de pad de zweefvlieg?
A
proefondervindelijk leren
B
inzicht
C
gewenning
D
imitatie
Slide 34 - Quiz
Koekoeken leggen hun eieren in het nest van een andere soort. De vogel die het nest heeft gemaakt treedt daarna op als pleegouder voor de jonge koekoek. Een koekoekvrouwtje legt haar eieren altijd in nesten van de pleegoudersoort waardoor ze zelf is grootgebracht. Door welk leerproces leren koekoeken welke soort als hun pleegouder is opgetreden?
A
Imitatie
B
Inprenting
C
Conditionering
D
Erfelijk bepaald
Slide 35 - Quiz
Imiteren leer je door:
A
Gedrag na te doen
B
Gedrag te herhalen
C
Nieuw gedrag te bedenken
Slide 36 - Quiz
Deze vorm van leren is ook wel 'proefondervindelijk leren'
A
Conditionering
B
Trial and error
C
Inprenting
D
Gewenning
Slide 37 - Quiz
Hoe wordt de vorm van leren genoemd die 'operante conditionering' heet?
A
gewenning
B
proefondervindelijk leren
C
het Pavlov-effect
D
Skinner-box
Slide 38 - Quiz
Welke leermethode kun je het best gebruiken om een dier iets nieuws te leren?
A
Imitatie
B
Positieve bekrachtiging
C
Associatief-leren
D
Klassieke conditionering
Slide 39 - Quiz
Omschrijf wat deze vormen van leren inhouden: Gewenning Inprenting Imitatie Conditionering Trial and error Inzichtelijk leren