Staal spelling groep 7 blok 7.1.3

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Leestekens
Neem de zin correct over en vul de leestekens in.

Slide 2 - Diapositive

Guus leest een boek over struisvogels

Slide 3 - Question ouverte

Chris vraagt guus wat lees jij over de afrikaanse struisvogel

Slide 4 - Question ouverte

Guus zegt ik lees over zijn grootte zijn eieren en zijn voeding

Slide 5 - Question ouverte

Een struisvogel is wel twaalf bij vijftien centimeter groot zegt guus

Slide 6 - Question ouverte

Woordsoort

Slide 7 - Diapositive

Noem het persoonlijk voornaamwoord:
Chris vraagt: 'Guus, wat lees jij over de Afrikaanse struisvogels?'

Slide 8 - Question ouverte

Noem het persoonlijk voornaamwoord:
Guus zegt: 'Ik lees over zijn grootte, zijn eieren en zijn voeding.

Slide 9 - Question ouverte

Welk woordsoort is: struisvogel
A
Voorzetsel
B
Zelfstandig naamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quiz

Welk woordsoort is: want
A
telwoord
B
lidwoord
C
voegwoord
D
werkwoord

Slide 11 - Quiz

Wat is het rangtelwoord van: twaalf

Slide 12 - Question ouverte

Welk woordsoort is: ijzeren
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
voorzetsel
C
zelfstandig naamwoord
D
aardrijkskundig bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is of bij wie iemand hoort.

Slide 14 - Diapositive

Wat is het bezittelijk voornaamwoord:
Ik heb een hond. Het is mijn hond

Slide 15 - Question ouverte

Jij hebt een neef. Het is jouw neef.

Slide 16 - Question ouverte

U hebt een tas. Het is uw tas.

Slide 17 - Question ouverte

Hij heeft een bal. Het is zijn bal.

Slide 18 - Question ouverte

Zij heeft kinderen. Het zijn haar kinderen.

Slide 19 - Question ouverte

Het heeft een stukje kaas. Het is zijn kaas.

Slide 20 - Question ouverte

Wij hebben vakantie. Het is onze vakantie

Slide 21 - Question ouverte

Jullie hebben een auto. Het is jullie auto.

Slide 22 - Question ouverte

Zij hebben een baby. Het is hun baby.

Slide 23 - Question ouverte

Dictee

Slide 24 - Diapositive

Woord 1

Slide 25 - Question ouverte

Woord 2

Slide 26 - Question ouverte

Woord 3

Slide 27 - Question ouverte

Zin 1

Slide 28 - Question ouverte

Zin 2

Slide 29 - Question ouverte

Zin 3

Slide 30 - Question ouverte

Noem het voegwoord:
Zij voelden zich machteloos, nadat zij hoorden over de verkoop van ivoren slagtanden.

Slide 31 - Question ouverte

Welk woordsoort is "verkoop":
Zij voelden zich machteloos, nadat zij hoorden over de verkoop van ivoren slagtanden.

Slide 32 - Question ouverte

Noem het bezittelijk voornaamwoord:
Sinds wanneer verandert de temperatuur van onze planeet?

Slide 33 - Question ouverte