le passé composé

Start-up
Schrijf in je schrift de volgende zinnen en vertaal ze:
1. De broer danst.
2. De zus vraagt een mobiele telefoon.
3. De nicht zingt iets.
4. Wij hebben een film gekeken,
5. De ochtend, hebben wij de neef uitgenodigd.
6. De ouders praten.
7. De middag, heb ik gezwommen(zwemmen=nager) in (in=dans) het zwembad.
8.Jullie hebben gekeken.
9. Jij hebt gedanst.
10. Zij hebben gezongen.
11. Schrijf de maanden van het jaar in volgorde in het Frans op.

timer
10:00
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Start-up
Schrijf in je schrift de volgende zinnen en vertaal ze:
1. De broer danst.
2. De zus vraagt een mobiele telefoon.
3. De nicht zingt iets.
4. Wij hebben een film gekeken,
5. De ochtend, hebben wij de neef uitgenodigd.
6. De ouders praten.
7. De middag, heb ik gezwommen(zwemmen=nager) in (in=dans) het zwembad.
8.Jullie hebben gekeken.
9. Jij hebt gedanst.
10. Zij hebben gezongen.
11. Schrijf de maanden van het jaar in volgorde in het Frans op.

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Start-up, nakijken!
Kijk de zinnen na en verbeter jezelf:
Schrijf in je schrift de volgende zinnen en vertaal ze:
1. De broer danst. Le frère danse
2. De zus vraagt een mobiele telefoon. La soeur demande un portable
3. De nicht zingt iets. La cousine chante quelque chose
4. Wij hebben een film gekeken. Nous avons/on a regardé un film
5. De ochtend, hebben wij de neef uitgenodigd. Le matin, nous avons/on a invité le cousin.
6. De ouders praten. Les parents parlent
7. De middag, heb ik gezwommen(zwemmen=nager) in (in=dans) het zwembad. L'après-midi, j'ai nagé dans la piscine.
8.Jullie hebben gekletst. Vous avez bavardé
9. Jij hebt gedanst. Tu as dansé
10. Zij hebben gezongen. Ils/elles ont chanté
11. Schrijf de maanden van het jaar in volgorde in het Frans op. janvier, février, mars, avril, mai, juin, juillet, aout, septembre, octobre, novembre, décembre
timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

    Le Passé Composé

Slide 3 - Diapositive

Le passé composé = voltooid tegenwoordige tijd
De passé composé is de verleden tijd met 2 werkwoorden. 

Bijvoorbeeld: Ik heb gegeten.
                             J'ai mangé


Wat is de passé composé?

Slide 4 - Diapositive

Passé composé
J'ai dansé.

Ik heb gedanst.


Hoe vorm je de passé composé?
De passé composé bestaat
uit 2 delen!

1. hulp werkwoord = vorm w.w. avoir
2. voltooid deeltwoord

Slide 5 - Diapositive

Passé composé
Hoe maak je een voltooid deelwoord?

Werkwoord op -er ? Stam +é

Slide 6 - Diapositive

Passé composé
J' (ik)
ai
dansé
Tu (jij)
as
dansé
Il/elle/on (hij/zij/wij)
a
dansé
nous (wij)
avons
dansé
Vous (jullie/u)
avez
dansé
Ils/elles (zij)
ont
dansé
Ik heb gedanst.
Verleden tijd: passé composé 

Slide 7 - Diapositive

Exemple : Présent / Passé composé
Le présent
Le passé composé
je parle
j'ai parlé
tu parles
tu as parlé
il/elle/on parle
il/elle/on a parlé
nous parlons
nous avons parlé
vous parlez
vous avez parlé
ils/elles parlent
ils/elles ont parlé

Slide 8 - Diapositive

Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?
Sleep die twee elementen naar het juiste vakje
Persoonlijk voornaamwoord
Vorm van het hulpwerkwoord avoir
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 9 - Question de remorquage

présent
passé composé
Je regarde Netflix
Luc et Sophie parlent français
On a fêté l'anniversaire
Vous avez invité Luc?

Slide 10 - Question de remorquage

Hoe maak je de passé composé?
A
avoir + voltooid deelw.
B
aller + voltooid deelw.
C
faire + voltooid deelw.
D
parler + voltooid deelw.

Slide 11 - Quiz

Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden op -er maak je door:
A
stam van het werkwoord (= -er) + é
B
werkwoord gewoon vervoegen
C
stam van het werkwoord (=-er) + t
D
voltooid deelwoord bestaat niet in het Frans

Slide 12 - Quiz

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.
Je/j'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
avons
avez
ont
as
a
ai

Slide 13 - Question de remorquage

Tu (parler)

passé composé
A
tu as parlé
B
tu avoir parlé
C
tu parles
D
tu parle

Slide 14 - Quiz

Vous (manger)

passé composé
A
vous mangez
B
vous avez mangé
C
vous êtes mangé
D
vous mangons

Slide 15 - Quiz

Hij heeft gezongen (in de passé composé)
A
Il a chanté
B
Elle a chanté
C
Il avons chanté
D
Il a chante

Slide 16 - Quiz

Florine (gagner)

passé composé
A
gagné
B
a gagné
C
a gagner
D
gagne

Slide 17 - Quiz

ils (travailler)

passé composé
A
ils a travaillé
B
ils avons travaillé
C
ils ont travaillé
D
ils ai travaillé

Slide 18 - Quiz

ils (jouer)

passé composé
A
jouent
B
joué
C
ont jouer
D
ont joué

Slide 19 - Quiz

Nicole (passer)

passé composé
A
ai passé
B
avons passé
C
a passé
D
ont passé

Slide 20 - Quiz

Tu (écouter)

passé composé:
A
as écouté
B
a écouté
C
ont écouté
D
e écouté

Slide 21 - Quiz

Ils (regarder)

passé composé:
A
a regardé
B
ont regardé
C
e regardé
D
ent regardé

Slide 22 - Quiz

nous (regarder)

passé composé
A
regardons
B
avons regardé
C
avons
D
avons regardons

Slide 23 - Quiz

Verdere planning van de les...
  • 3 omschrijvingen van 3 personen heb je af
  • Je bent aan het oefenen met je uitspraak
  • Je neemt eventueel al je filmpje op met je laptop
  • Je bent begonnen aan het keuzemenu en uiteindelijk zorg je ervoor dat je 5 pepers hebt afgerond (let op het keuzemenu wordt nog bijgewerkt met oefeningen voor H)
Vandaag is in ieder geval af:
1. Drie omschrijvingen van 3 personen
2. Geoefend met de uitspraak
3. Definitieve versie van je stamboom

Slide 24 - Diapositive

Planning & deadlines
22 maart deadline 1 --> stamboom inleveren + 1 omschrijving van persoon inleveren in Itslearning
25 maart tot en met 29 maart (in de les of thuis bij GEEN LES) deadline 2 --> 3 omschrijvingen zijn klaar, oefenen met uitspraak. Het huiswerk vóórdat je de les in komt heb je het volgende gedaan/geleerd:





29 maart deadline 3 --> je levert je filmpje in met daarin de presentatie van je stamboom en de 3 personen die je omschrijft
1 april tot en met 5 april (in de les of thuis bij GEEN LES): je leert: vocabulaire A, B, E(blz.40-41 WB B) en Grammaire D(blz.43 WB B)

Slide 25 - Diapositive