A day in a life

• Engels
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1

A day in a life

Today

I can use the present simple to write about my life.

I can read texts that are written in the present simple tense.

Write about your day to day life.
Describe your hobbies, daily life, habbits, facts about you and your life. (In English)

Make it true

Copy the sentence and swap the wrong word for the right word.

Example:

1. The keepers feed the elephants.

Read the false statements about elephant keepers. Then correct each statement to make it true.

Hoeveel verschillende soorten olifanten zijn er op de wereld?

1. 3
2. 5
3. 6
4. 8

Hoe oud kan een olifant gemiddeld worden?

1. 48 jaar
2. 60 jaar
3. 70 jaar
4. 60 tot 70 jaar

True or false?
1. Olifanten kunnen elkaar op een afstand van 6 mijl horen
2. Olifanten gebruiken hun slurf om te communiceren

1. statement 1 is true
2. statement 2 is true
3. both statements are true
4. both statements are false

Welk feit over empathie bij olifanten wordt NIET genoemd?

1. Olifanten stappen gemakkelijk over hun gevoel heen
2. Olifanten kunnen gevoelens uitdrukken
3. Olifanten rouwen om gestorven dieren en zelfs mensen
4. Olifanten kunnen huilen

True or false?
1. Elephants can swim because of their amount of body fat
2. Elephants sometimes use their trunks as snorkels

1. Statement 1 is true
2. Statement 2 is true
3. Both statements are true
4. Both statements are false

Welk feitje over de slurf van de olifant is incorrect?

1. Een olifant kan tot 10 liter water in zijn slurf opzuigen
2. Een olifant heeft ongeveer 640 spieren
3. De slurf is een van de sterkste onderdelen van het lichaam van een olifant
4. Een olifant kan met zijn slurf een rijstkorrel oppakken

Wat is een 'matriarch'?

1. Een moeder olifant
2. Een vrouwelijke olifant
3. De vrouwelijke leider van een groep olifanten
4. De olifant die voor de jongen in de groep zorgt

"Elephants are a key stone species". Waarom zijn ze zo belangrijk?

1. Ze verspreiden circa 2000 zaden van planten per km2 per dag
2. Ze poepen veel; dat is goed voor bemesting van de grond waar ze lopen
3. Ze eten veel; dat helpt de begroeiing op de savannes kort te houden
4. Ze hebben slagtanden; dat is belangrijk voor de ivoor productie

Quiet please!

Take out your workbook and student's book. 

Work in silence for 10 minutes

Work

Take out your workbook and student's book. 

I can use the present simple tense.

😒🙁😐🙂😃

What do you do every weekend?
Finish the sentence with your own answer.
I ...