2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van de les...
- Ken je de functies van voedingsstoffen en voedingsvezels. 
- Kun je de zes groepen voedingsstoffen met hun functies en kenmerken benoemen.

Slide 2 - Diapositive

Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Vitamine C
Vetten
Calcium
Koolhydraten

Slide 3 - Diapositive

Dierlijk en plantaardig

Slide 4 - Diapositive

Brandstoffen
Leveren veel energie. Om te groeien, je lichaamstemperatuur op peil te houden (hoe warm?), om de organen te laten werken, te bewegen...

Slide 5 - Diapositive

Bouwstoffen
'Bouwstenen' om nieuwe cellen te maken. Zorgen voor groei, maar ook voor het herstellen van wondjes. 

Slide 6 - Diapositive

Bouw- en brandstoffen
Voor groei heb je bouwstenen nodig (bouwstoffen), maar ook energie (werknemers). Zonder energie (werknemers) kun je geen huis bouwen.

Slide 7 - Diapositive

Reservestoffen
Energie dat wordt opgeslagen voor later (reserve). Kan later gebruikt worden als bouwstof of brandstof. 

Slide 8 - Diapositive

Beschermende stoffen
Zorgen er voor dat je niet ziek wordt.

Slide 9 - Diapositive

Voedingsvezels
Voedingsvezels worden niet verteerd, maar zijn wel erg belangrijk. Ze zorgen ervoor dat de darmen goed werken en houden de organismen in de darmen gezond.

Slide 10 - Diapositive

De zes groepen voedingsstoffen
• eiwitten
• koolhydraten (suikers, voedings-
vezels)
• vetten
• water
• mineralen
• vitaminen

Slide 11 - Diapositive

Vetten
De belangrijkste functie: Brandstof. Als je teveel vet binnenkrijgt, slaat je lichaam het op als reservestof. Bijv. onder je huid of rond je organen. Er zijn 2 belangrijke soorten vetten: 

Verzadigd vet = Verkeerd vet. 
Het zit in veel dierlijke producten, 
in koek, gebak en snacks.

Onverzadigd vet = Oké vet = goed vet. 
Het zit in bijv.  margarine, olijfolie, vis en noten.





Brandstof
Reservestof
Bouwstof

Slide 12 - Diapositive

Koolhydraten
Zetmeel is een koolhydraat. 
Als zetmeel tijdens het verteringsproces verteerd wordt (in stukjes wordt 'geknipt'), dan ontstaat glucose.  Dat is een belangrijke brandstof voor het functioneren van bijvoorbeeld de hersenen.

Koolhydraten leveren vooral brandstof, ze zijn belangrijk om optimaal te kunnen bewegen, denken en bijv. je te kunnen concentreren. 


Brandstof
Reservestof
Bouwstof

Slide 13 - Diapositive

Eiwitten
Dit zijn de belangrijkste bouwstoffen voor je lichaam. Bijv. voor de groei.

Zijn belangrijk voor de opbouw,
het onderhoud en reparatie van onze lichaamsweefsels. Bijvoorbeeld voor de huid, organen en spieren.

Eieren, vlees, zuivel, vis en zaden.
Bouwstof
Brandstof

Slide 14 - Diapositive

Vitaminen
Ze zorgen voor een goede stofwisseling. Als je er te weinig van binnenkrijgt, word je ziek! 

Belangrijke vitaminen zijn bijv.
A: Om goed te zien --- D: Kalk voor je botten.
D maakt je lichaam aan m.b.v. zonlicht.
C, D en K zijn ook belangrijk. 

Vitaminen worden niet verteerd.
Ze kunnen direct worden opgenomen door het lichaam
Bouwstof
Beschermende stof

Slide 15 - Diapositive

Mineralen
(zouten)

Ze zijn onmisbaar voor een goede gezondheid en normale groei en ontwikkeling. Je hebt er maar een klein beetje van nodig per dag. In gezonde voeding zit voldoende.

Mineralen worden niet verteerd.
Ze kunnen direct worden opgenomen door het lichaam. Voorbeelden van mineralen zijn:
Zink, ijzer, calcium (kalk), natrium.


Bouwstof
Beschermende stof

Slide 16 - Diapositive

Bevat geen calorieën.

Voorziet je lichaam net als andere dranken van vocht. Fruit en sommige groenten bevatten veel water.

Het is een hele belangrijke bouwstof voor het lichaam en is nodig voor het vervoer van stoffen in je lichaam. Belangrijke stoffen lossen op water. Bloed bestaat vooral uit water en vervoert die stoffen door je lichaam.




Bouwstof
Water

Slide 17 - Diapositive

Het etiket
Op een etiket staat informatie over het voedingsmiddel.
Je kunt erop aflezen welke voedingsstoffen in het voedingsmiddel aanwezig zijn.


Voedingsvezels behoren niet tot de voedingsstoffen. Ze zijn wel heel belangrijk want ze helpen bij de vertering van voedsel.
Ze stimuleren de darmwerking.

Slide 18 - Diapositive

Samenvatting

Slide 19 - Diapositive

Sleep de beschrijving naar het juiste begrip.
1. beschermde stoffen
2. bouwstoffen
4. reservestoffen
3. brandstoffen
5. voedingsvezels
A. een tekort hieraan kan ziekte veroorzaken
B. leveren energie
C. nodig om cellen en weefsels op te bouwen
D. onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel
E. worden opgeslagen voor later gebruik

Slide 20 - Question de remorquage

1. Voedingsvezel kan je lichaam niet/wel verteren.
2. In groente, fruit en volkorenproducten zit veel /weinig voedingsvezel.
A
1. niet, 2. weinig
B
1. niet, 2. veel
C
1. wel, 2. weinig
D
1. wel, 2. veel

Slide 21 - Quiz

1. Vezels zorgen voor een hongerig/verzadigd gevoel.
2. Door voedingsvezel wordt de darmwerking beter/minder.
A
1. hongerig, 2. beter
B
1. hongerig, 2. minder
C
1. verzadigd, 2. beter
D
1. verzadigd, 2. minder

Slide 22 - Quiz

De volgende slide is..
Letterlijk NEXT LEVEL!
hier gaat de volgende basisstof ook over ;) 

Slide 23 - Diapositive

- vooral brandstof, ook bouwstof en reservestof die onder de huid wordt opgeslagen:............................
- bouwstof en vervoer van stoffen:............................
- bouwstof en beschermende stof, bijvoorbeeld om goed te kunnen zien: ............................
- vooral bouwstof, ook brandstof en reservestof:............................
- bouwstof en beschermende stof, bijvoorbeeld kalkzouten voor de opbouw van botten:............................
- vooral brandstof, ook bouwstof en reservestof, bijvoorbeeld suikers en zetmeel:............................

Sleep de voedingsstof naar de juiste beschrijving
vetten
water
vitaminen
eiwitten
mineralen
koolhydraten

Slide 24 - Question de remorquage

Huiswerk
Opdrachten 2.1
&
Lezen 2.2 + maken 1 tot en met 7

Slide 25 - Diapositive