2kgt fictie §4 spanning

Lees tekst 1 op blz. 75-79.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§4 Spanning
Voordat we beginnen:
WELKOM 2KC
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Lees tekst 1 op blz. 75-79.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§4 Spanning
Voordat we beginnen:
WELKOM 2KC

Slide 1 - Diapositive

1. Uitleg theorie
paragraaf 4: Spanning.
3. Oefenvragen in LessonUp.
4. opdracht.
5. Terugblikken en afronden.

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 2 - Diapositive

  • Je herkent het verschil tussen actiespanning en psychologische spanning.
Lesdoelen

Slide 3 - Diapositive

Wat is het spannendste boek dat je ooit hebt gelezen of de spannendste film/serie die je ooit hebt gezien?

Slide 4 - Carte mentale

Waardoor vond jij het verhaal zo spannend?

Slide 5 - Diapositive

Spanning
Kijk en luister naar de video-uitleg.

Slide 6 - Diapositive

Spanning
Als een verhaal spannend is, wil je graag weten hoe het afloopt. Spanning ontstaat bijvoorbeeld doordat er iets spannends, gevaarlijks of onverwachts gebeurt. Denk aan een ontvoering of een achtervolging. Dit soort spanning noem je actiespanning.

Je herkent actiespanning vaak aan een 'gejaagde' stijl: de gebeurtenissen volgen elkaar in hoog tempo op. 

Slide 7 - Diapositive

Spanning
Een andere vorm van spanning is psychologische spanning. Psychologische spanning kan worden opgeroepen door: 

- je betrokkenheid bij een personage. Je leeft dan mee met het personage. 
- open plekken: het verhaal roept vragen op wanneer je graag antwoord wilt hebben. Je wilt bijvoorbeeld weten wat er precies aan de hand is, wie de moord heeft gepleegd, waarom een personage zo geheimzinnig doet.

Slide 8 - Diapositive

Tekst 1 (p.75)
Virus
Kris, een jongen die lijdt aan het syndroom van Gilles de la Tourette, is op vakantie met zijn neef
Hopper. Ze rijden door de bergen als er een hevig noodweer losbarst. Kris schrikt zich het apelazarus. Er loopt een man op de weg! Hopper kan hem niet meer ontwijken. De jongens raken in paniek en slaan op de vlucht. Ze komen terecht in Odrín, een Spaans bergdorp, dat altijd in de schaduw ligt. Er hangt een unheimische sfeer en de meeste bewoners zijn nors en gedragen zich soms ronduit bedreigend. Kris en Hopper besluiten er stilletjes vandoor te gaan, maar de enige toegangsweg is ineens afgesloten en wordt door gewapende mannen bewaakt. Niemand mag het dorp nog in of uit – er waart een onbekend en zeer besmettelijk virus rond....

Slide 9 - Diapositive

Opdracht 1
  • 1. Kris heeft het syndroom van Gilles de la Tourette. Wat betekent dat? Je mag gebruikmaken van internet.
  • Het syndroom van Gilles de la Tourette betekent dat je last hebt van tics: je maakt plotselinge bewegingen of geluiden of je zegt vreemde dingen waar je weinig controle over hebt. Spanning kan ervoor zorgen dat de tics vaker optreden.

  • 2 Waar speelt het verhaal zich af? Beschrijf de plaats zo precies mogelijk.
  • Een goed antwoord bevat de woorden: weg, bergen, Spanje, Odrín, afgesloten bergdorp.

Slide 10 - Diapositive

Opdracht 1
  • 3. Welke spannende gebeurtenissen of omstandigheden worden in de flaptekst aangekondigd? Noteer er ten minste drie.
  • noodweer, aanrijding met man, vlucht in paniek, unheimisch dorp met bedreigende bewoners, afgesloten toegangsweg, gewapende mannen, onbekend en besmettelijk virus.

  • 4. Welke spannende gebeurtenis of omstandigheid spreekt jou het meeste aan? Leg uit.
  • Eigen antwoord

Slide 11 - Diapositive

Opdracht 1
  • 5. Noteer minimaal drie woorden uit tekst 1 die passen bij de ‘unheimische’ (dreigende, enge) sfeer.
  • schrikt, paniek, bedreigend

  • 6. Houd jij van verhalen (boeken of films) met een ‘unheimische sfeer’? Leg uit.
  • Eigen antwoord

Slide 12 - Diapositive

Lees mee

Tekst 2 (p. 76)

Slide 13 - Diapositive

Aan het werk
Huiswerkopdracht
Maken:

Cursus 3 Fictie, §4 Spanning 
Opdracht 2  op blz. 76


timer
10:00

Slide 14 - Diapositive

  • Je kunt de setting, het perspectief en de tijd van een verhaal beschrijven.
  • Je herkent het verschil tussen actiespanning en psychologische spanning.
Lesdoelen

Slide 15 - Diapositive

Wat kan een schrijver doen met de volgorde van een verhaal?

Slide 16 - Question ouverte

Ga alvast naar bladzijde 76
§4 Spanning
Voordat we beginnen:
WELKOM 2KC

Slide 17 - Diapositive

1. Nakijken opdracht 2

2. Tekst 3 en 4 lezen
3. opdracht 3 en 4 maken/bespreken
4. Terugblikken en afronden.

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 2
  • 1. Bij wie ligt het ik-perspectief in tekst 2? Hoe weet je dat?
  • Het perspectief ligt bij Kris, want de ik-persoon vertelt over ‘mijn Tourette’ (en in tekst 1 staat dat Kris het syndroom van Gilles de la Tourette heeft).
  • 2 ‘De spannende rit is als voer voor mijn Tourette’. Wat betekent dat, denk je? Geef twee voorbeelden uit de tekst die je antwoord ondersteunen.
  • Bij spanning heeft Kris meer last van zijn tics: hij gromt, hij knippert met zijn ogen, nek uitrekken, dwang om dingen aan te raken.

Slide 19 - Diapositive

Opdracht 2
  • 3. In tekst 2 komt actiespanning voor. Noem twee voorbeelden.
  • Er gebeuren spannende, gevaarlijke of onverwachte dingen, bijvoorbeeld: ze kunnen bijna niets zien, Hopper draait een sjekkie, Hopper laat zijn aansteker vallen en bukt om deze op te zoeken, er loopt een man op de weg waarvoor Hopper onverwacht moet remmen.

Slide 20 - Diapositive

Opdracht 2
  • 4. Tekst 2 roept vragen op. Wat wil jij weten nu je tekst 1 en 2 hebt gelezen?
  • Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
  • Wie is de aangereden man?
  • Is de aangereden man dood?
  • Worden Kris en Hopper gepakt door de politie?

Slide 21 - Diapositive

Lees mee

Tekst 3 en 4 (p. 77-79)

Slide 22 - Diapositive

Maak

opdracht 3 en 4 (p. 77-79)

Slide 23 - Diapositive

Plus de leçons comme celle-ci