Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Les leestekens
Welkom
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen
Cursus 7 Spelling §2 Leestekens
Thema C Changemakers
Boekpromotie
Slide 2 - Diapositive
Cursus 7 Spelling §2 Leestekens
Slide 3 - Diapositive
Waarom zijn leestekens belangrijk?
Slide 4 - Carte mentale
Slide 5 - Diapositive
Theorie punt en komma
voor en na een deel van een zin dat extra informatie geeft: Mijn opa, die morgen 65 wordt, geeft zaterdag een groot feest.
tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en): In de kantine worden soep, broodjes, melk en fruit verkocht.
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.
Na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt:
– Tim zit op balletles. Hij vindt de lessen heel leuk.
Je gebruikt een komma:
wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere) zin. Die komma staat dan:
tussen twee persoonsvormen: Als je gesport hebt, moet je daarna douchen.
voor voegwoorden als maar, nadat, omdat, terwijl, want:
Marij struikelde, doordat haar veter los was.
Zet (in het algemeen) geen komma voor en en of.
Slide 6 - Diapositive
Theorie dubbele punt
Je gebruikt een dubbele punt:
voor een aangekondigde opsomming:
Dit heb je nodig voor chocolademelk: volle melk, cacaopoeder en suiker.
voor de directe rede of een citaat. Je geeft dan iemands woorden letterlijk weer:
Nathan zei: ‘Ik had niet verwacht dat ik eerste zou worden.’
als het tweede deel van een zin een verklaring of reden vormt bij het eerste deel:
Vera wil graag een elektrische fiets: ze moet 20 kilometer fietsen naar school. Je kunt de dubbele punt in dit geval ook vervangen door een komma + want.
Slide 7 - Diapositive
Theorie aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens:
bij de directe rede of een citaat. Let goed op de plaats van de leestekens:
– ‘Heb jij een pen voor me?’ vroeg Rachel aan Sem
– ‘Volgende week ben ik bij mijn vader en zijn vriend’, zei Storm.
– Linde smeekte haar zus: ‘Mag ik alsjeblieft dat zwarte jurkje van je lenen?’
– ‘Als ik je van het station moet halen,’ zei Lars, ‘dan stuur je maar een appje.’
Let op: bij de indirecte rede (je geeft dan iemands woorden niet letterlijk weer) en bij gedachten gebruik je geen aanhalingstekens:
– Rachel vroeg aan Sem of hij een pen voor haar had.
– Ik dacht in de Booster Maxxx: als dit maar goed gaat.
als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis:
– Het woord ‘onmiddellijk’ is een berucht dicteewoord.
Slide 8 - Diapositive
Noteer in de volgende zinnen komma’s en dubbele punten waar dat moet.
Voordat de voetbaltraining begint loopt Ben zich alvast warm rond het veld.
Slide 9 - Question ouverte
Noteer in de volgende zinnen komma’s en dubbele punten waar dat moet.
Dit zijn de meestvoorkomende achternamen in Nederland De Jong Jansen en De Vries.
Slide 10 - Question ouverte
Noteer in de volgende zinnen komma’s en dubbele punten waar dat moet.
Chloë wil een afspraak maken bij de tandarts want haar verstandskiezen komen door.
Slide 11 - Question ouverte
Noteer in de volgende zinnen komma’s en dubbele punten waar dat moet.
Max Verstappen die in België is geboren rijdt met een Nederlandse racelicentie.
Slide 12 - Question ouverte
Noteer in de volgende zinnen komma’s en dubbele punten waar dat moet.
Imane spreekt Nederlands Marokkaans en Frans maar Engels vindt ze moeilijk.
Slide 13 - Question ouverte
Neem de zinnen over en gebruik leestekens (komma, punt, dubbele punt, aanhalingstekens) en hoofdletters op de juiste plaats.
Zullen we een broodje falafel halen vroeg Chiara in de pauze
Slide 14 - Question ouverte
Neem de zinnen over en gebruik leestekens (komma, punt, dubbele punt, aanhalingstekens) en hoofdletters op de juiste plaats. Stefan zei tegen Job als we snel doorfietsen halen we de bus van half 8 nog wel
Slide 15 - Question ouverte
Neem de zinnen over en gebruik leestekens (komma, punt, dubbele punt, aanhalingstekens) en hoofdletters op de juiste plaats. Vanwege de examens hing op de deur van het gymlokaal een briefje met stilte erop
Slide 16 - Question ouverte
Neem de zinnen over en gebruik leestekens (komma, punt, dubbele punt, aanhalingstekens) en hoofdletters op de juiste plaats. Vanwege de examens hing op de deur van het gymlokaal een briefje met stilte erop
Slide 17 - Question ouverte
Neem de zinnen over en gebruik leestekens (komma, punt, dubbele punt, aanhalingstekens) en hoofdletters op de juiste plaats. Aron legde zijn moeder uit dat fissa straattaal is voor een feestje