Wat is grammatica les 3eg

Grammatica 
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica 

Slide 1 - Diapositive


Schrijf op wat volgens jou grammatica is.

Slide 2 - Question ouverte

Vul in...
Je kunt op twee manieren naar taal kijken,namelijk         en
       .
Als je een zelfstandig naamwoord in een zin aan het zoeken bent, ben je         aan het ontleden. Zoek je een bijwoordelijke bepaling in de zin dan ben je bezig met          
ontleden.


redekundig
taalkundig
taalkundig 
redekundig

Slide 3 - Diapositive

  • Griekse oudheid.
  • Is taal gebaseerd op afspraken of is het gewoon langzaam ontstaan?
  • Er werd toen al nagedacht over het verschil in woordsoorten.
  • In de 18e eeuw: taalregels werden beschreven.
  • Later werden er vergelijkingen tussen talen gemaakt.
Ontstaan
grammatica

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

  • Beschrijving van taalregels.
  • Wat kun je allemaal doen met met taal.
  • Skelet van de taal.
  • Afspraken over volgorde van woorden/zinsdelen.
  • Woordsoorten : woorden die dezelfde kenmerken hebben.
  • Betekenis geven aan een zinnen.


Wat
is
grammatica

Slide 6 - Diapositive

Maak Nederlandse taaltest
  • Je werkt alleen
  • Ga naar Google Classroom-lesgroep Nederlands
  • Maak de Nederlandse taaltest
  • Kijk na afloop welk niveau je hebt behaald.
  • De moeilijkste zinnen  bespreken we.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

Speeddate
  • Verdeel de klas in twee groepen.
  • Elke groep bestudeert een deel van de lesstof.
  • Geef via een timer aan hoeveel tijd daarvoor beschikbaar is.
  • Tijd om: Zet leerlingen van groep 1 en 2 tegenover elkaar.
  • Geef ze ieder zo'n twee minuten om het eigen bestudeerde deel van de stof uit te leggen aan de ander. Gebruik een timer.
  • Daarna een volgende tweetal vormen en opnieuw aan elkaar uitleggen.
  • Doe dit een keer of drie.
  • Vraag dan terug wat ze te weten zijn gekomen.

Slide 9 - Diapositive

Opdracht 1
1. hem
2. drummer
extra vraag: voor het huis kan geen mw. vw. zijn.
Opdracht 2
Er kunnen zoveel bwb's in een zin staan, als nodig.
Vanavond, om 10 uur, in Amsterdam
Opdracht 3
1. wwg
2. nwg
Opdracht 4
1. nwg=is prima/ow=verveling
2. wwg=wordt beweerd/ow=dat/ bwb=door velen
3. wwg=zat zich te vervelen/
ow=Mette/bwb=in de tuin, toch
4. /wwg=blijft/ ow=ze/bwb=toch, in de tuin
5.wwg=schijnt/ow=de zon
6. wwg=is gegaan/ow=ze//bwb=na een 
poosje, naar binnen
7. zit zich te vervelen=wwg/ow=zij/bwb=nu, 
in haar kamer



Opdracht 5
1. wwg=sluit/ow=de gemeente/bwb=het clubhuis in onze wijk. 2. wwg=viel/ow=het cd doosje/ op de grond.
bwb=met harde klap,

Slide 10 - Diapositive