Hoe kies je de juiste fictie?

Hoe kies je de juiste fictie?

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je leren hoe je fictie kunt kiezen.

Leg aan het begin van de les het leerdoel uit aan de leerlingen.

Wat weet je al over het kiezen van fictie?

Wat is fictie?

Fictie zijn verhalen die verzonnen zijn. Het kan gaan om romans, korte verhalen, sciencefiction, fantasy en nog veel meer.

Definieer het begrip fictie en geef voorbeelden.

Interesses en voorkeuren

Kies fictie die aansluit bij je interesses en voorkeuren. Houd je van avontuur, romantiek of mysterie?

Vraag de leerlingen om na te denken over hun interesses en voorkeuren.

Boekbesprekingen

Lees boekbesprekingen om meer te weten te komen over een boek. Ze kunnen je helpen om te beslissen of een boek iets voor jou is.

Leg uit wat boekbesprekingen zijn en hoe ze kunnen helpen bij het kiezen van fictie.

Auteur en genre

Kijk naar de auteur en het genre van een boek. Heb je eerder boeken van dezelfde auteur gelezen? Houd je van het genre?

Bespreek het belang van de auteur en het genre bij het kiezen van fictie.

Leesfragmenten

Lees een fragment van een boek om te zien of je de schrijfstijl prettig vindt. Hierdoor kun je bepalen of het boek bij je past.

Laat de leerlingen kennismaken met het lezen van fragmenten als onderdeel van het keuzeproces.

Bibliotheekbezoek

Breng een bezoek aan de bibliotheek en vraag om advies. Bibliothecarissen kunnen je helpen bij het vinden van geschikte fictie.

Moedig de leerlingen aan om de bibliotheek te bezoeken en om hulp te vragen aan bibliothecarissen.

Leestips van anderen

Vraag leestips aan vrienden, familie of klasgenoten. Ze kunnen je aanbevelingen doen op basis van hun eigen ervaringen.

Stimuleer de leerlingen om leestips te vragen aan mensen in hun omgeving.

Samenvatting

Je hebt geleerd hoe je fictie kunt kiezen. Onthoud dat het belangrijk is om te kijken naar je interesses, boekbesprekingen te lezen, de auteur en het genre te overwegen, leesfragmenten te bekijken, de bibliotheek te bezoeken en leestips van anderen te vragen.

Vat de belangrijkste punten van de les samen en geef de leerlingen de gelegenheid om vragen te stellen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.