Laatste theorieles

Programma
Huiswerk maken paragraaf 5 en de rekentrainer 5
Herhalingsles met quizvragen over hoofdstuk 2
Huiswerk is minimaal 3 testjezelfs maken uit dit hoofdstuk
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Programma
Huiswerk maken paragraaf 5 en de rekentrainer 5
Herhalingsles met quizvragen over hoofdstuk 2
Huiswerk is minimaal 3 testjezelfs maken uit dit hoofdstuk

Slide 1 - Diapositive

Een mixer is een voorbeeld van automatisering of
mechanisering?
A
automatisering
B
mechanisering

Slide 2 - Quiz

Wat is innovatie?
A
Het succesvol introduceren van nieuwe producten of productieprocessen
B
Een ander woord voor investeren
C
Goedkopere oude kapitaal goederen aanschaffen
D
De prijs van geld

Slide 3 - Quiz

Arbeidsproductiviteit zegt iets over...
A
hoeveel een bedrijf produceert
B
hoeveel er binnen het bedrijf gemechaniseerd is
C
hoeveel mensen er in een bedrijf werken
D
hoeveel een werknemer gemiddeld produceert

Slide 4 - Quiz

De productiecapaciteit wordt bepaald door ...
A
de arbeidsproductiviteit
B
het aantal mensen dat in een bedrijf werkt
C
de kapitaalgoederen die worden gebruikt
D
de snelheid van werken

Slide 5 - Quiz

Wat is het marktaandeel van Product A bij de afzet?

Slide 6 - Question ouverte

Arbowet is:
A
Wet voor een gezonde en veilige werkplek
B
Regel dat overheid werk moet regelen
C
Wet wat alleen geld voor de bouwsector
D
Wet dat je sollicitatieplicht hebt

Slide 7 - Quiz

Wat is geen arbeidsmotief?
A
geld/loon
B
het communiceren met collega's
C
nuttig zijn voor de samenleving
D
het zijn allemaal arbeidsmotieven

Slide 8 - Quiz

Noem nog twee andere manieren waardoor de arbeidsproductiviteit kan stijgen.
A
mensen ontslaan en scholing
B
scholing en langer werken
C
meer loon betalen en werktijden verlengen
D
scholing en specialisatie

Slide 9 - Quiz

Op de arbeidsmarkt komen 85.000 banen erbij en verdwijnen er 72.000. Met hoeveel banen is de vraag naar arbeid gestegen/gedaald? Laat je berekening zien.

Slide 10 - Question ouverte

De beroepsbevolking is:
A
Iedereen die wil werken
B
Iedereen tussen de 15 en 68 jaar
C
Iedereen tussen de 15 en 68 jaar die werkt en wil werken.
D
Iedereen tussen de 15 en 68 jaar die kan werken.

Slide 11 - Quiz

Vroeger gebruikten schilders verf dat slecht was voor de gezondheid. Gelukkig mag deze verf niet meer gebruikt worden. Welke wet zorgde hiervoor?
A
Arbeidsomstandighedenwet
B
Arbowet
C
Arbeidsmotievenwet
D
Wet tegen ongezonde arbeidsomstandigheden

Slide 12 - Quiz

Wat staat er in je arbeidsvoorwaarden?
A
Wat je loon is
B
Hoeveel uur je per week werkt
C
Hoeveel vakantiedagen je hebt
D
A, B en C

Slide 13 - Quiz

Wat is arbeidsverdeling
A
Dat je het werk dat je doet verdeelt over je personeel
B
Je hebt mensen hebt mensen die leiding geven en mensen die het werk uitvoeren
C
Dat iedereen werkt
D
Dat je allemaal dezelfde baan hebt.

Slide 14 - Quiz

Wat is vraag naar arbeid?
A
Alle vraag en aanbod van arbeid.
B
Alle mensen die werk zoeken.
C
Mensen van 15 jaar tot pensioen die werken.
D
Alle vacatures bij werkgevers.

Slide 15 - Quiz

Een stukadoor kan 650 m2 stuken in 145 uren. Hoeveel is zijn arbeidsproductiviteit per uur? Laat een berekening zien.

Slide 16 - Question ouverte

Wat is een juiste omschrijving van het begrip
¨krappe arbeidsmarkt¨
A
vraag naar personeel groter is dan aanbod
B
Aanbod naar personeel groter is dan de vraag
C
Aanbod van arbeid is groter dan de vraag
D
Het geheel van vraag en aanbod van arbeid

Slide 17 - Quiz

Wat is welvaart?
A
Hoeveel iemand kan kopen
B
In hoeverre je in je behoefte kunt voorzien
C
Hoe leuk je je leven vindt
D
Hoeveel je kunt bewegen

Slide 18 - Quiz

Wat is een gevolg van automatisering?
A
Met evenveel werknemers kun je minder produceren.
B
Er zijn minder werknemers nodig om net zo veel te kunnen produceren.
C
Er zijn meer werknemers nodig om evenveel te kunnen produceren.

Slide 19 - Quiz

Zelfrijdende auto's is een vorm van?
A
Mechanisering
B
Automatisering
C
Actualisering
D
Activering

Slide 20 - Quiz

Mechanisering betekent dat een machine al het werk van de mens overneemt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Huiswerk
Maak minimaal 3 testjezelfs uit dit hoofdstuk!

Slide 22 - Diapositive