Unit 1 England: Lesson 1 Tuesday September 6

Unit 1 England
Lesson 1
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Unit 1 England
Lesson 1

Slide 1 - Diapositive

Today's plan:
  • Writing assignment previous lesson
  • Unit 1 England: introduction + lesson 1
  • The history of the English language
  • English accents
  • Personal pronouns

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Vidéo

Slide 8 - Diapositive

Exercises
  • Online omgeving registratie Allright
  • Pages 10 ex 1, 2
  • Lesson 2 ex 1 - 2 online
  • grammar explanation personal pronouns (uitleg)
  •  ex 3 + 4
  • StudyGo
  • Homework

Slide 9 - Diapositive

inloggen in Malmberg
1. Ga in Magister naar Leermiddelen
2. Klik bij Engels op de link Malmberg/Allright.
3. Controleer je naam en vul eventueel de naam van de school in (typ csg willem...)
4. Log in met de code 055195
Klaar!

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Personal pronouns
Je gebruikt persoonlijke voornaamwoorden (peronal pronouns) in plaats van namen en personen, dieren of dingen. Er zijn twee vormen:
de onderwerpsvorm
en 
de voorwerpsvorm

Slide 12 - Diapositive

Grammar: Personal pronouns

Slide 13 - Diapositive

Personal pronouns
ik
I (altijd hoofdletter)
jij
you (enkelvoud)
hij
he
zij (enkelvoud)
she
het
it
wij
we
jullie
you (meervoud)
zij (meervoud)
they

Slide 14 - Diapositive

LET OP! HET ENGELSE WOORD 'I' SCHRIJF JE ALTIJD MET EEN HOOFDLETTER, OOK AL STAAT HET MIDDEN IN DE ZIN!
Dit is de onderwerpsvorm. Ze staan aan het begin van de zin.

Slide 15 - Diapositive

Dit is de voorwerpsvorm.
Die gebruik je als het persoonlijk voornaamwoord het lijden voorwerp of meewerkend voorwerp is, of na een voorzetsel.

Slide 16 - Diapositive

personal pronoun:
... is cold outside.(het)
A
He
B
We
C
She
D
It

Slide 17 - Quiz

personal pronoun.
Can you call _____ (hem)?

A
her
B
him
C
me
D
he

Slide 18 - Quiz

Personal pronouns

(Jullie) are young.
A
He
B
It
C
You
D
They

Slide 19 - Quiz

Personal pronouns

This is for _____ (hen).
A
you
B
him
C
me
D
them

Slide 20 - Quiz

Personal pronouns

(ik) am young.
A
I
B
You
C
He
D
They

Slide 21 - Quiz

Personal pronouns

This is for (mij).
A
you
B
him
C
me
D
them

Slide 22 - Quiz

A personal pronoun:
_______ is from Germany. (zij)
A
She
B
You
C
He
D
We

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Lien

Homework for September 10th
Schrijf het huiswerk in de bovenste helft van je Plenda:

  • Study words page 43 
  • Do Unit 1 Lesson 2 ex 3+4 p.13

Slide 25 - Diapositive

(Terug)plannen
Noteer dit in de onderste helft van je Plenda:
9 sep hh alle w p.43 (15 min)
8 sep lr w Du-En p.43  (15 min)
7 sep lr w En-Du p.43 (15 min)
mk ex 3+4 p. 13

Slide 26 - Diapositive