Meervoud (3 mavo)

Het meervoud
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Het meervoud

Slide 1 - Diapositive

Meervoud van ZN

- De meeste ZN kunnen in het ev en in het mv staan.

- Er zijn verschillende manieren waarop je het mv van zn maakt.

Slide 2 - Diapositive

1. Zet -en achter het woord.

Bijvoorbeeld: baard baarden; leeuw leeuwen.


Soms moet je ook nog iets anders veranderen. Bijvoorbeeld:


mug muggen; braam bramen; buis buizen;

brief brieven.

Slide 3 - Diapositive

2. Zet -s achter het woord.

Meestal moet de -s aan het woord vast.  


Bijvoorbeeld: aapje aapjes; café cafés.



Slide 4 - Diapositive

3. Zet 's achter het woord.

- Als je het woord verkeerd uitspreekt met een vaste -s, moet je
   een apostrof voor de s zetten.

Bijvoorbeeld: massa massa’s;      duo duo’s.


- Een afkorting krijgt in het meervoud altijd -’s.


Bijvoorbeeld: cd's, BMW's


Slide 5 - Diapositive

Ezelsbruggetje

Ik hOU vAn Y's  > eindigt een woord op I, O, U, A, Y = 's

Bijv. lolly's, ski's, foto's

Spreek je het woord uit als 1 klinker = vaste -s
Bijv. cadeau (eau = o) > cadeaus , maar video's 

Slide 6 - Diapositive

4. Zet -ën achter het woord.

- Dit moet bij een woord dat eindigt op -ee. 
Bijvoorbeeld: 
fee feeën; idee ideeën.


– Dit moet bij een woord dat eindigt op een beklemtoonde -ie.

Bijvoorbeeld: knie knieën; melodie melodieën; 
kopie → kopieën.


Slide 7 - Diapositive

5. Zet -n achter het woord.

– Valt de klemtoon niet op -ie, dan komt er -n. 

Bijvoorbeeld:   bacterie → bacteriën



Slide 8 - Diapositive

Bijzondere gevallen

– Er zijn ZN die twee meervoudsvormen hebben. 
Bijvoorbeeld: datum → datums of data; weide → weiden of weides.

– Sommige ZN hebben een bijzonder meervoud.

Bijvoorbeeld: zeeman zeelui; technicus technici.

– Sommige ZN hebben geen meervoud.   
Bijvoorbeeld: melk, koffie, rijst, zand

Slide 9 - Diapositive

meervoud van
paard

Slide 10 - Question ouverte

meervoud van
brug

Slide 11 - Question ouverte

meervoud van
liefdesbrief

Slide 12 - Question ouverte

meervoud van
hoofdprijs

Slide 13 - Question ouverte

Hoe schrijf je het meervoud van
genie

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het meervoud van
rund

A
runderen
B
runden
C
runds
D
heeft geen meervoud

Slide 15 - Quiz

Wat is het meervoud van politicus?
A
politici
B
politica

Slide 16 - Quiz

Het meervoud van museum is:
A
museums
B
musea
C
museums en musea
D
museum heeft geen meervoud

Slide 17 - Quiz

Het meervoud van knie is:
A
knieën
B
knieeën
C
kniën

Slide 18 - Quiz

Het meervoud van allergie is:
A
allergiën
B
allergieën
C
allergies
D
allergiën en allergies

Slide 19 - Quiz

Wat is het meervoud van trofee?

Slide 20 - Question ouverte

Meervoud -s of -'s
A
kiwies
B
kiwi's
C
kiwiën

Slide 21 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
garages
B
garage's

Slide 22 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
dvds
B
dvd's

Slide 23 - Quiz

Opdracht
Blz. 116 > opdrachten maken
of
digitale methode: H4 Taalverzorging - meervoud
Maken t/m opdracht 5

Slide 24 - Diapositive