1tha1 Ontleden woordsoorten / voorzetsels (5)

Welkom 
Nederlands

Je legt klaar:

-leesboek
-lesboek, schrift + pen
-laptop (dicht)
timer
2:30
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom 
Nederlands

Je legt klaar:

-leesboek
-lesboek, schrift + pen
-laptop (dicht)
timer
2:30

Slide 1 - Diapositive

timer
8:00

Slide 2 - Diapositive

#boekpraat
Je vertelt je buurman/ vrouw (om de beurt):

1. De verschillen en overeenkomsten met de hoofdpersoon van uit je leesboek en jezelf.
2. Waar het verhaal zich afspeelt.
timer
3:00

Slide 3 - Diapositive

Woordsoorten
Je leert over woordsoorten.

Slide 4 - Diapositive

Woordsoortbenoeming
Woordsoorten zijn iets anders dan zinsdelen.
Soms vragen we je een woordsoort te benoemen, en soms een zinsdeel.

Slide 5 - Diapositive

Werkwoorden
Een werkwoord is een woordsoort.
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet, wat iets of iemand overkomt wat er is gebeurd, wat iemand of iets is.



Slide 6 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een dier, mens, plant, ding en  gevoel
Voor een zelfstandig naamwoord kan je altijd een lidwoord  zetten.
Eigennamen zijn ook zelfstandig naamwoorden.


Slide 7 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets van een zelfstandig naamwoord.

Voorbeeld: De groene appel. "Groene" zegt iets over "de appel" en is dus een bijvoeglijk naamwoord.

Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk!
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord schrijf je vaak met -en.

Slide 8 - Diapositive

Voorzetsel (vz)
- kastwoorden (plaats)



- feestwoorden (tijd)

Slide 9 - Diapositive

Voorzetsel (vz)
Voorzetsels (vz) zijn woorden zoals na, tussen en door.
Ze geven vaak aan:
een plaats: in / op / naar (de kast)
een tijd: na / tijdens / in (de pauze)
een reden of oorzaak: door / vanwege (de regen)
Je gebruikt ze in combinatie met een zelfstandig naamwoord.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Zelfstandig werken grammatica
TH: $7 Voorzetsels, blz. 212, 1 t/m 5


timer
15:00

Slide 12 - Diapositive

Verlengde instructie HA
Uitleg over: Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 13 - Diapositive

Uitleg
Bekijk de volgende zin:
– Lieke zegt dat ze altijd met haar moeder naar de tandarts gaat.
In deze zin zijn ze en haar voornaamwoorden. 
Ze wijzen allebei terug naar Lieke.
Voornaamwoorden zijn woorden die verwijzen naar personen, dieren of dingen. Er zijn verschillende soorten voornaamwoorden.

Slide 14 - Diapositive

Uitleg pers.vnw. + bez.vnw.
Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) duidt een persoon of ding aan: ze gaat naar de tandarts; hij; is nogal lui zij; zijn een dagje weg deze vulpen is van mij.

Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: met haar moeder; jouw; nieuwe tas onze; vrienden dit is mijn vulpen.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Lien

Zelfstandig werken grammatica
TH: $7 Voorzetsels, blz. 212, 1 t/m 5

HA:
$8 Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord, blz. 218, 1 t/m 5
 $10 Voorzetsels, blz. 222, 1 t/m 5


timer
15:00

Slide 17 - Diapositive