H2c-jeudi 17 mars

  1. Jas buiten het lokaal
  2. Telefoon in je tas
     
  3. Ga rustig zitten
                    op je eigen plaats

  4. Pak je spullen:
  5. agenda, pen, chromebook, boeken, schrift
  6. Tas op de grond naast je tafel
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

  1. Jas buiten het lokaal
  2. Telefoon in je tas
     
  3. Ga rustig zitten
                    op je eigen plaats

  4. Pak je spullen:
  5. agenda, pen, chromebook, boeken, schrift
  6. Tas op de grond naast je tafel

Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui
Samen:
Luisteren en invullen
Oefenen met stof CH.3

Zelf:
Vragen en zelfstudie

Slide 2 - Diapositive

Luister en vul in

  • Sluit je chromebook en je boeken.
  • Pak een pen
  • Neem het chanson Nathalie voor je
  • Luister goed en vul de juiste woorden in 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

In welke tijd staat het volgende werkwoord:
je suis
A
passé composé
B
présent
C
imparfait

Slide 5 - Quiz

In welke tijd staat het volgende werkwoord:
il a voulu
A
passé composé
B
présent
C
imparfait

Slide 6 - Quiz

In welke tijd staat het volgende werkwoord:
nous attendions
A
passé composé
B
présent
C
imparfait

Slide 7 - Quiz

In welke tijd staan het volgende werkwoord:
vous pouvez
A
passé composé
B
présent
C
imparfait

Slide 8 - Quiz

In welke tijd staan het volgende werkwoord:
vous choisissez
A
passé composé
B
présent
C
imparfait

Slide 9 - Quiz

In welke tijd staan het volgende werkwoord:
ils regardaient
A
passé composé
B
présent
C
imparfait

Slide 10 - Quiz

In welke tijd staan het volgende werkwoord:
j´ai pu
A
passé composé
B
présent
C
imparfait

Slide 11 - Quiz

Wat is de imparfait?
A
v.t.t. - De voltooide tijd
B
o.v.t. - De verleden tijd
C
o.t.t. - De tegenwoordige tijd

Slide 12 - Quiz

IMPARFAIT. Wat zijn de juiste uitgangen van de imparfait?
A
ai, as, a ons, ez, ont
B
ais, ais, ait, ions, iez, aient
C
e, es, e, ons, ez, ent
D
a, ez, ont, ais, et

Slide 13 - Quiz

préparait
proposait
a montré
était
a rencontré
avait
se sont mariés
passé composé
passé composé
passé composé
imparfait
imparfait
imparfait
imparfait

Slide 14 - Question de remorquage

Pouvoir
Vouloir
Willen
Kunnen
Mogen

Slide 15 - Question de remorquage

Zet in de imparfait:
Elle (pouvoir)
A
Elle pourrait
B
Elle peut
C
Elle a pu
D
Elle pouvait

Slide 16 - Quiz

Wat is de passé composé van POUVOIR?

A
tu as pu
B
tu as peux
C
A en B zijn juist

Slide 17 - Quiz

zij kan (pouvoir)
A
elles pouvent
B
elles ont pu
C
elles pouvaient
D
elle peut

Slide 18 - Quiz

Sleep de vormen naar het juiste werkwoord
Vouloir
Pouvoir
Veux
Voulons
Peux
Pouvez
Peuvent
Veut
Veulent
Pouvons

Slide 19 - Question de remorquage

Présent avoir
Imparfait vouloir
Passé composé vouloir
Présent vouloir
Imparfait pouvoir
passé composé pouvoir
Ils ont
On voulait
Tu as voulu
Vous voulez
Ils pouvaient
Nous avons pu

Slide 20 - Question de remorquage

   vouloir
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
                        veux
                    voulez
                        veut
                        veux
                  veulent
                 voulons

Slide 21 - Question de remorquage

Imparfait
Je
Tu
il,elle,on
Nous

Vous
Ils, elles
voulais
voulait
voulions
vouliez
voulaient

Slide 22 - Question de remorquage

Maintenant
Vragen?
Zelf aan het werk!

Gebruik: 
grammaticatrainer (les 4), verbuga, papier en pen

Slide 23 - Diapositive