2E Dienstag, den 18. Juni Modalverben Kapitel 8

Dienstag, den 18. Juni 2024 
  • Willkommen
  • Nachsehen Aufgaben Woche 24
  • Ziele
  • Machen Aufgaben + üben
  • Besprechen Test Kapitel 6
  • Grammatik: Personalpronomen im vierten Fall
  • Machen Aufgaben
  • Üben Grammatik Modalverben
  • Hausaufgaben Woche 25
  • Zum Schluss

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Dienstag, den 18. Juni 2024 
  • Willkommen
  • Nachsehen Aufgaben Woche 24
  • Ziele
  • Machen Aufgaben + üben
  • Besprechen Test Kapitel 6
  • Grammatik: Personalpronomen im vierten Fall
  • Machen Aufgaben
  • Üben Grammatik Modalverben
  • Hausaufgaben Woche 25
  • Zum Schluss

Slide 1 - Diapositive

Nachsehen Aufgaben Woche 24
Aufgabe 28 Seite 82
Wiederholung 1 t/m 4 Seiten 160-161

Slide 2 - Diapositive

Ziele
  • Du kannst die Modalverben und möchten verwenden.
  • Du lernst die Präpositionen im vierten Fall.
  • Du lernst die Personal- und Fragepronomen im vierten Fall.

Slide 3 - Diapositive

Machen Aufgaben    Seiten162-163
  • Selbständig machen Wiederholungsaufgaben 5 t/m 8
  • Fertig: Lernen Grammatik A + B Seiten 97-98
  • Besprechen Aufgaben 5 t/m 8
timer
1:00

Slide 4 - Diapositive

(Moeten) .... er schon wieder so früh weg? - Ja, morgen hat er eine Prüfung und er .... (moeten) noch viel studieren.
Vertaal en zet in de juiste vorm.
(Welke `moeten` wordt bedoeld?)

Slide 5 - Question ouverte

Er (zou graag willen) .... ein Eis kaufen, aber er hat kein Geld dabei.
Vertaal en zet in de juiste vorm.

Slide 6 - Question ouverte

.... (weten) du wie den Jungen heißt.
Vertaal en zet in juiste vorm

Slide 7 - Question ouverte

Besprechen Test Kapitel 6

Slide 8 - Diapositive

Grammatik Kapitel 7:
  • Personalpronomen, Fragepronomen.
  • Präpositionen.
  • Der 4. Fall.
timer
1:00

Slide 9 - Diapositive

Machen Aufgabe   Seite 42
  • Selbständig machen Aufgabe 18
  • Fertig: Lernen (+ aantekeningen) Grammatik A+B  Seite 43 + 45
  • Besprechen Aufgabe 18

timer
1:00

Slide 10 - Diapositive

Machen Aufgaben      Seiten 43-44
  • Selbständig machen Aufgaben 19 t/m 22
  • Fertig: Lernen Grammatik Seiten 43+45 + aantekeningen
  • Besprechen Aufgaben 19 t/m 33

timer
1:00

Slide 11 - Diapositive

Extra oefenen LessonUp K8

Slide 12 - Diapositive

Hausaufgaben Woche 25
Leren bladzijde 78 + 81 (groene kaders): Grammatik A + B en aantekeningen (Modalverben + möchten)
Leren bladzijde 43 + 45 (groene kaders): Grammatik A + B en aantekeningen (Pers.vnw en vragend vnw, voorzetsels vierde naamval)

Machen:
Aufgaben 23 t/m 26  Seiten 45-47

Slide 13 - Diapositive

Noteer in je schrift!!!
Vervoeg het volgende zwakke werkwoord: baden
ich
du
er/sie/es
wir 
ihr
sie/Sie
Laat naast dit werkwoord voldoende ruimte voor een 'Modalverb'.

Slide 14 - Diapositive

Möchten
Stam eindigt op een t!!
Ezelsbruggetje: eindigt de stam op een d/t begint de uitgang altijd met een e. Deze regel geldt ook voor möchten, maar.....

Uitzondering op uitgang:
bij er/sie/es/manniet et    →   als uitgang
er/sie/es/man möcht                    er/sie/es/man antwortet

Slide 15 - Diapositive

Modalverben: 
  • Modale hulpwerkwoorden (modalverben) zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen. Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn zullen, kunnen, mogen, moeten, willen. 
  • Als je bijvoorbeeld zegt: 'Petra kan zwemmen', zeg je eigenlijk dat Petra in staat is om te zwemmen (ze verdrinkt niet in water). Dat heeft natuurlijk een hele andere betekenis dan 'Petra zwemt', een zin zonder modaal hulpwerkwoord.
  • In het Duits zijn er ook modale hulpwerkwoorden (modalverben) zoals bijvoorbeeld: willen, können, müssen, mögen, sollen en dürfen. 

Slide 16 - Diapositive

Modalverben 
  • Wat is het verschil tussen stam zwakke werkwoorden en Modalverben?
  • Bij welke persoonlijke voornaamwoorden wordt de stam anders bij Modalverben?
  • Wat zijn de verschillen tussen het vervoegen van Modalverben en zwakke werkwoorden?
  • Bij welke persoonlijke voornaamwoorden is er dus géén uitgang achter de stam?
  • Welke aandachtspunten zijn er nog te vertellen m.b.t. Modalverben?
  • Wat betekenen de Modalverben?

Slide 17 - Diapositive

Modalverben Präsens
De Duitse Modalverben verschillen in twee belangrijke opzichten van de gebruikelijke vervoeging van zwakke werkwoorden:

  1. de enkelvoud: ich, du, er, sie, es krijgt de stam een klinkerwisseling.               Bijv. 'ich kann' en 'wir können', 'er weiß, wir wissen'
  2. bij ich en er, sie, es krijg je géén uitgang. Bv. 'ich darf' én 'er darf' (dus niet 'darft!').
  3. extra bij wissen => enkelvoud ß in plaats van ss

Slide 18 - Diapositive

Beachtungswerte Punkte Modalverben und möchten
  • Wat kun je vertellen over de stam van Modalverben?
  • Bij welke persoonlijke voornaamwoorden verandert de stam?
  • Bij welk Modalverb veranderd de stam niet bij enkelvoud?
  • Wat kun je vertellen over de uitgang van Modalverben? 
  • Bij welke persoonlijke voornaamwoorden is er geen uitgang bij Modalverben?
  • Wat kun je vertellen over möchten?
  • Wat is anders bij möchten?

Slide 19 - Diapositive

Wat wordt de stam bij Modalverben => enkelvoud?
  • können
  • sollen
  • dürfen
  • mögen
  • müssen
  • wissen
  • wolllen

Slide 20 - Diapositive