Oefenen voor SE grammatica klas 4 2022

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3,4

Oefentoets grammatica

• Volgende week SE-toets formuleren, spellen, woordenschat en grammatica
• Deze les: Nog een keer oefenen met grammatica

Leerdoelen

• Ik kan in een zin van elk woord de juiste woordsoort noemen.
• Ik kan de zinsdelen van een zin herkennen en benoemen.  

Hoe noem je de volgende woordsoorten?

Mijn, uw, jouw, zijn

1. zelfstandige naamwoorden
2. persoonlijke voornaamwoord
3. bezittelijke voornaamwoorden
4. aanwijzende voornaamwoorden

Hoe noem je de volgende woordsoorten?

in, sinds, vanwege, door

1. lidwoorden
2. voorzetsels
3. telwoorden
4. aanwijzende voornaamwoorden

Met welke woordsoort kan een lijdend voorwerp nooit beginnen?

1. lidwoord
2. voorzetsel
3. zelfstandig naamwoord
4. persoonlijk voornaamwoord

Welk zinsdeel geeft antwoord op vragen als: waar, wanneer, hoe, waarmee, waardoor?

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Welke stelling is waar?

1. 'Me' kan nooit een bezittelijk voornaamwoord zijn.
2. 'Je' kan nooit een bezittelijk voornaamwoord zijn.
3. 'Me' kan zowel een bezittelijk als een persoonlijk voornaamwoord zijn.
4. 'Me' en 'je' kunnen zowel bezittelijke als persoonlijke voornaamwoorden zijn.

Wat zijn de
aanwijzend voornaamwoorden?

1. Hier, daar, overkant, verderop
2. wie, wat, welke, wat voor, wat voor een
3. op, naast, in, onder, over, achter
4. die, dit, deze, dat, zulke, zo'n, dergelijke

Waarom, Hoe, Wanneer, Waar

zijn vragend voornaamwoorden

1. Waar
2. niet waar

'Vanaf november hebben zij rondgesnuffeld in de e-mail van hun leraren.'

Tot welke woordsoort behoort 'vanaf'?

1. voorzetsel
2. telwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. zelfstandig naamwoord

'Vanaf november hebben zij rondgesnuffeld in de e-mail van hun leraren.'

Tot welke woordsoort behoort 'november'?

1. telwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. zelfstandig naamwoord

'Vanaf november hebben zij rondgesnuffeld in de e-mail van hun leraren.'

Tot welke woordsoort behoort 'zij'?

1. zelfstandig naamwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

'Vanaf november hebben zij rondgesnuffeld in de e-mail van hun leraren.'

Tot welke woordsoort behoort 'rondgesnuffeld'?

1. voorzetsel
2. werkwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

'Vanaf november hebben zij rondgesnuffeld in de e-mail van hun leraren.'

Tot welke woordsoort behoort 'hun'?

1. bijvoeglijk naamwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

'Welke idioot is verantwoordelijk voor deze puinhoop?'

Tot welke woordsoort behoort 'Welke'?

1. werkwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. vragend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

'Welke idioot is verantwoordelijk voor deze puinhoop?'

Tot welke woordsoort behoort 'idioot'?

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

'Welke idioot is verantwoordelijk voor deze puinhoop?'

Tot welke woordsoort behoort 'deze'?

1. bijvoeglijk naamwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Laat je laptop met LessonUp open staan.

Neem je schrift voor je.

Ontleed de volgende zin in je schrift

Vorige week heeft die verkeersovertreding mij helaas een hoop geld gekost.

Op de volgende dia's 

vul je de antwoorden in 

'Vorige week heeft die verkeersovertreding mij helaas een hoop geld gekost.'
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

'Vorige week heeft die verkeersovertreding mij helaas een hoop geld gekost.'
Wat is de persoonsvorm in deze zin?

'Vorige week heeft die verkeersovertreding mij helaas een hoop geld gekost.'
Wat is het onderwerp in deze zin?

'Vorige week heeft die verkeersovertreding mij helaas een hoop geld gekost.'
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

'Vorige week heeft die verkeersovertreding mij helaas een hoop geld gekost.'
Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

'Vorige week heeft die verkeersovertreding mij helaas een hoop geld gekost.'

Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling(en) in deze zin?

1. Vorige week
2. helaas
3. Vorige week / helaas
4. Er staan geen bijwoordelijke bepalingen in deze zin.

'Vorige week heeft die verkeersovertreding mij helaas een hoop geld gekost.'

Welke bijvoeglijke bepalingen staan er in deze zin?

1. Vorige (bij week)
2. helaas (bij geld gekost)
3. die (bij verkeersovertreding)
4. een hoop (bij geld)

Laat je laptop met LessonUp open staan.

Neem je schrift voor je.

Ontleed de volgende zin in je schrift

In Safaripark Beekse Bergen kunnen bezoekers deze zomer 'de big five' zien.

Op de volgende dia's 

vul je de antwoorden in 

'In Safaripark Beekse Bergen kunnen bezoekers deze zomer 'de big five' zien.'
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

'In Safaripark Beekse Bergen kunnen bezoekers deze zomer 'de big five' zien.'
Wat is de persoonsvorm in deze zin?

'In Safaripark Beekse Bergen kunnen bezoekers deze zomer 'de big five' zien.'
Wat is het onderwerp in deze zin?

'In Safaripark Beekse Bergen kunnen bezoekers deze zomer 'de big five' zien.'
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

'In Safaripark Beekse Bergen kunnen bezoekers deze zomer 'de big five' zien.'
Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

'In Safaripark Beekse Bergen kunnen bezoekers deze zomer 'de big five' zien.'
Wat zijn de bijw.bepalingen in deze zin?

Welk antwoord is juist?

Vanwege het slechte weer heeft hij gisteren niet met zijn buurjongen kunnen voetballen.

1. hij = Pers.vnw zijn = Pers.vnw
2. hij = Pers.vnw zijn = Bez.vnw
3. hij = BZV zijn = Pers.vnw
4. hij = Bez.vnw zijn = Bez.vnw

Welk antwoord is juist?

Ze heeft haar opdracht niet ingeleverd, wat ik absoluut niet van haar had verwacht.

1. 1e haar = Pers.vnw 2e haar = Pers.vnw
2. 1e haar = Pers.vnw 2e haar = Bez.vnw
3. 1e haar = Bez.vnw 2e haar = Pers.vnw
4. 1e haar = Bez.vnw 2e haar = Bez.vnw

Welk antwoord is juist?

Ik fiets al jaren op die fiets van hem.

1. 1e fiets = WW 2e fiets = WW
2. 1e fiets = Zelfst.nw 2e fiets = Zelfst.nw
3. 1e fiets = Zelfst.nw 2e fiets = WW
4. 1e fiets = WW 2e fiets = Zelfst.nw

Welk antwoord is juist?

Ik fiets al jaren op die fiets van hem.

1. Ik = pers.vnw hem = pers.vnw
2. Ik = bez.vnw hem = bez.vnw
3. Ik = pers.vnw hem= bez.vnw
4. Ik = bez.vnw hem = pers.vnw

Nog even over Bijwoorden

Bijwoorden zeggen iets over... 

- werkwoorden 

- bijvoeglijk naamwoorden

- andere bijwoorden

Bijwoorden

We hebben bijwoorden van...

-  plaats/richting: 'daar, elders, links, rechts, hier'

 - tijd/duur: 'nu, tijd, binnenkort, morgen'

-  frequentie: 'wel, niet, soms, voortdurend, regelmatig'

- wijze (hoe iets gebeurt): 'snel, kort, fraai'

- graad: 'erg, zeer, heel'

Ook hebben we vragende bijwoorden: hoe, waarom, wanneer, waar, etc.

Wat is het bijwoord: 'wetenschappers hebben de oudste ster ooit ontdekt'

1. wetenschappers
2. oudste
3. ster
4. ooit

Wat is het bijwoord: 'morgen zal er in hogere gebieden sneeuw vallen'

1. morgen
2. hogere
3. gebieden
4. sneeuw

Wat is het bijwoord: 'het gras is altijd groener bij de buren'

1. gras
2. altijd
3. groener
4. buren

Wat is het bijwoord: 'strompelend kwam de winnaar over de finish'

1. strompelend
2. winnaar
3. over
4. finish

Wat is het bijwoord: 'Nergens kun je zo lekker eten als hier'

1. nergens
2. lekker
3. eten
4. hier