Conditionals + Taaldorp

Welcome!
Get your iPads out - log in to LessonUp.
timer
5:00
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welcome!
Get your iPads out - log in to LessonUp.
timer
5:00

Slide 1 - Diapositive

Today:
- Final bit of grammar;
Take notes/screenshots!
It's a difficult one!

- Taaldorp

Slide 2 - Diapositive

If-zinnen
Vier varianten: wij gaan er drie bekijken:
  1. zero conditional;
  2. first conditional;
  3. second conditional.

Elke conditional heeft dezelfde structuur (if-deel en main deel). Alleen het gebruik van de tijden is anders! 

Slide 3 - Diapositive

Conditionals

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

If - sentences (zero conditional)
If you drink water,
you stay hydrated. 
Wanneer gebruik je deze if-sentence?
* Als er aan deze voorwaarde wordt voldaan, dan is dit het gevolg.

Dus, bij feiten gebruik je de zero conditional

Slide 6 - Diapositive

If - sentences (zeker)
If you drink water,
you stay hydrated. 
voorwaarde
natuurlijk gevolg
* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
  drink

Vorm: 
Onderwerp + werkwoord (s)

Slide 7 - Diapositive

If - sentences (zeker)
If you drink water,
you stay hydrated. 
voorwaarde
natuurlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
  stay

Vorm: 
werkwoord tegenwoordige tijd

Slide 8 - Diapositive

If - sentences (zeker)
If you drink water,
you stay hydrated. 
voorwaarde
natuurlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
 stay

* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
  drink

Slide 9 - Diapositive

The zero conditional is used for ...
A
facts
B
possible, likely situations in the future
C
unreal, unlikely situations in the future

Slide 10 - Quiz

Bij de Zero Conditional gebruik je altijd de Present Simple.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Which one is the zero conditional sentence?
A
If Greg practised more, he would be a great pianist.
B
If Sarah drives to Amsterdam, she will have to pay for parking.
C
If you sleep well, you have more energy.
D
She would worry if I told her the truth.

Slide 12 - Quiz

Welke van deze zinnen is een 'zero conditional'?
A
Ice melts if you heat it.
B
If water reaches a 100 degrees, it boils.
C
If it rains, the grass gets wet.
D
All the answers are correct.

Slide 13 - Quiz

Choose the Zero Conditional
A
People die if they don't eat.
B
If babies are hungry, they cry
C
You get water if you mix hydrogen and oxygen.
D
If you touch a fire, you get burned.

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
Wanneer gebruik je de first conditional?
* Als er aan deze voorwaarde wordt voldaan, is de kans heel groot dat dit zal gebeuren.

Dus, als iets waarschijnlijk is om te gebeuren - nu of in de toekomst.

Slide 16 - Diapositive

If - sentences (waarschijnlijk)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
  study

Vorm: 
Onderwerp + werkwoord (s)

Slide 17 - Diapositive

If - sentences (waarschijnlijk)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord
  will pass

Vorm: 
will + werkwoord

Slide 18 - Diapositive

If - sentences (waarschijnlijk)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord
  will pass

* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
  study

Slide 19 - Diapositive

If - sentences (waarschijnlijk)
Waar moet je op letten? 
* De First Conditional bestaat uit twee zinsdelen: eentje bevat een voorwaarde, de ander een waarschijnlijk resultaat / gevolg.
* Deze zinsdelen hebben beide een andere tense: in de if-clause (het zinsgedeelte met if) gebruik je altijd de Present Simple, in het andere zinsgedeelte (main clause) will + een werkwoord.


if + Present Simple 
     Future
Future
If + Present Simple

Slide 20 - Diapositive

If I ... (to have) enough money, I ... (to buy) new shoes.
A
have - will buy
B
will have - buy
C
have - buy
D
will have - will have

Slide 21 - Quiz

If I ... (to win) the lottery, I ... (to treat) myself with a new car.
A
will win - will treat
B
win - will treat
C
win - treat
D
will win - treat

Slide 22 - Quiz

I ... (to stay) home, if it ... (to rain)
A
stay - will rain
B
stay - rains
C
will stay - rains
D
will stay - will rain

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

If - sentences(second conditional)
If I won the lottery,
I would buy a bigger house.
Wanneer gebruik je de second conditional?
* Als het onwaarschijnlijk is dat er aan de voorwaarde voldaan kan worden

Dus, als iets onwaarschijnlijk is om te gebeuren - nu of in de toekomst.

Slide 25 - Diapositive

If - sentences(onwaarschijnlijk)
If I won the lottery,
I would buy a bigger house.
voorwaarde
(onwaarschijnlijk)
waarschijnlijk gevolg
* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de past simple
  won

Vorm: 
ww -ed
2e rijtje onregelmatige werkwoord

Slide 26 - Diapositive

If - sentences(onwaarschijnlijk)
If I won the lottery,
I would buy a bigger house.
voorwaarde
(onwaarschijnlijk)
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd would + een werkwoord
  would buy

Vorm: 
would + werkwoord

Slide 27 - Diapositive

If - sentences(onwaarschijnlijk)
If I won the lottery
I would buy a bigger house.
voorwaarde
(onwaarschijnlijk)
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd would + een werkwoord
  would buy

* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de past simple
  won

Slide 28 - Diapositive

If - sentences(onwaarschijnlijk)
Waar moet je op letten? 
* De Second Conditional bestaat uit twee zinsdelen: eentje bevat een onwaarschijnlijke voorwaarde, de ander een waarschijnlijk resultaat / gevolg.
* Deze zinsdelen hebben beide een andere tense: in de if-clause (het zinsgedeelte met if) gebruik je altijd de Past Simple, in het andere zinsgedeelte (main clause) would + een werkwoord.


if + Past Simple 
     Future
Future
If + Past Simple

Slide 29 - Diapositive

If I ... (to be) the president, I ... (to take) better care of the homeless.
A
would be - would take
B
were - took
C
were - would take
D
would be - take

Slide 30 - Quiz

If England ... (have) better weather, it ... (be) the perfect place to live.

Slide 31 - Question ouverte

First vs. second conditional

Slide 32 - Diapositive

If we won the lottery, I ..... (be) very happy

Slide 33 - Question ouverte

If it .... (snow) tonight,
the coach will cancel the match

Slide 34 - Question ouverte

Time to work
p. 46, do exercise 59b, 60ab

Done?
Study vocabulary in book or quizlet: link
timer
5:00

Slide 35 - Diapositive

En nu...

Slide 36 - Diapositive

Taaldorp!
Pak je Taaldorp boekje erbij.

Slide 37 - Diapositive

Nu doen:
At the restaurant (p. 17 - 18) &
Telephone call to the job centre (p. 20 - 21)

Kies iemand om mee samen te werken & doe opdracht A, B, C.

Hulp? Pagina 4 - 7 voor handige zinnen/woorden
timer
10:00

Slide 38 - Diapositive

Morgen?

Schrijf de netversie van je informele brief.

Slide 39 - Diapositive