Het werkwoord écrire, décrire en s'inscrire

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Salut!

Via SOM heb je een bericht gekregen met een link naar een vragenlijst. Wil je deze zélf (dus zonder te overleggen) invullen voor we met de les beginnen?

Dank je wel!

Dit kan ik aan het eind van deze les:

- herkennen in welke tijd een werkwoord staat

- écrire vervoegen de présent, imparfait, passé composé, 

  futur (simple) en futur du passé

- vertalen wat de vervoegingen betekenen in het Nederlands

- verdieping: het werkwoord gebruiken in een zin

É C R I R E

Deze uitgangen gelden voor écrire, décrire en s'inscrire.

j'écris  =  ik schrijf                                                 |   ik heb geschreven = j'ai écrit (p.c.)

tu écris  =  jij schrijft                                            |   ik schreef = j'écrivais (imparfait)

il, elle, on écrit  = hij, zij, men schrijft             |   ik zal schrijven = j'écrirai (fut. simple)

nous écrivons  =  wij schrijven                         |   ik zou schrijven = j'écrirais (f. du passé)

vous écrivez  =  u schrijft, jullie schrijven

ils, elles écrivent  =  zij schrijven

décire (beschrijven) en s'inscrire (inschrijven)

Deze vervoeg je op dezelfde manier. Zie je de overeenkomsten?

j'écris = ik schrijf     |     je décris = ik beschrijf     |     je m'inscris = ik schrijf me in

j'ai écrit = ik heb geschreven                                   |     j'ai décrit = ik heb beschreven enz.

TIP! Wederkerende werkwoorden (met se, zoals s'inscrire) vervoeg je in de voltooide tijd altijd met hulpwerkwoord être (zijn).

VOORBEELD: je me suis inscrit = ik heb me ingeschreven

voornaamwoorden 'zich'

je me/m'

tu te/t'

il, elle, on se/s'

nous nous

vous vous

ils, elles se/s'

ik schrijf

1. je écris
2. j'écris
3. j'écrit
4. j'écrire

wij schrijven

1. vous écrivez
2. vous écrirez
3. nous écrirons
4. nous écrivons

nous avons écrit

1. wij hebben geschreven
2. jullie hebben geschreven
3. wij schreven
4. jullie schreven

il écrivait

1. hij schrijft
2. hij schreef
3. hij heeft geschreven
4. zij heeft geschreven

uitgangen van
de imparfait (schreef) + futur du passé (zou schrijven)

1. ais,ais,ait, ions,iez,aient
2. a,b,c,d,e,f,g
3. ai,as,a,ons,ez,ont
4. s,s,t,ons,ez,ent

uitgangen van futur (zal schrijven)

1. ais,ais,ait, ions,iez,aient
2. a,z,e,r,t,y
3. ai,as,a,ons,ez,ont
4. s,s,t,ons,ez,ent

ils écriront

1. présent
2. passé composé
3. imparfait
4. futur simple

ils ont écrit

1. présent
2. passé composé
3. imparfait
4. futur simple

elle écrivait

1. présent
2. passé composé
3. imparfait
4. futur du passé

elle écrirait

1. présent
2. passé composé
3. imparfait
4. futur du passé

Quelle forme est correcte?

1. j'écrivais
2. j'écrit
3. j'écrirons
4. j'écrivas

Quelle forme est correcte?

1. nous avons écrit
2. nous écrivez
3. nous écririez
4. nous sommes écrit

Au travail!

Opdracht 1 klik HIER

Opdracht 2 klik HIER

Opdracht 3 klik HIER

Opdracht 4 klik HIER

Klaar? Oefen met de Quizlet lijst.

Maak een kort zinnetje met
het werkwoord écrire.

Denk ook terug aan de vorige les (werkwoord voir). Hoe goed beheers je de werkwoorden nu?

1. Goed, ik kan ze toepassen en ik ken ze al best goed uit mijn hoofd.
2. Met mijn aantekeningen erbij kan ik ze gebruiken in een zin, maar ik moet ze nog uit mijn hoofd leren.
3. Ik snap het een beetje, maar ik kan ze niet gebruiken in een zin.
4. Ik snap er niks van, de tijden vind ik moeilijk, ik kan ze niet gebruiken in een zin.