Duitse soldaten en matrozen sloegen aan het muiten.
Arbeiders gingen staken.
De keizer vluchtte naar het neutrale Nederland.
In Berlijn riepen de socialisten een republiek uit met een parlementaire democratie.
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Laatste dagen van de WOI
Duitse soldaten en matrozen sloegen aan het muiten.
Arbeiders gingen staken.
De keizer vluchtte naar het neutrale Nederland.
In Berlijn riepen de socialisten een republiek uit met een parlementaire democratie.
Slide 1 - Diapositive
De Weimarrepubliek. De Rijksdag (het parlement) had de macht.
Slide 2 - Diapositive
1919: communistische opstand
De socialistische regering zetten het leger om de opstand neer te slaan.
Geweldadige bendes probeerde met extreem geweld de orde te herstellen.
was een strijd tussen twee groepen:
- linkse (vooruitstrevend) en rechtse (conservatief, voor sterke leiders).
Slide 3 - Diapositive
Na de communistische opstand...
Het bleef onrustig:
Door politiek geweld vielen duizenden doden.
Mislukte staatsgrepen
Gevechten tussen linkse en rechtse knokploegen
Het politieke geweld en de Vrede van Versailles waren slecht voor het vertrouwen van de bevolking in de democratie.
Slide 4 - Diapositive
De Dolkstootlegende
De Dolkstootlegende
Antidemocratische generaals en politici beweerden dat het Duitse leger in de WOI niet door de geallieerden was verslagen, maar "in de rug was gestoken" door de democraten die om een wapenstilstand hadden gevraagd en de "schandvrede" hadden getekend.
Veel Duitsers geloofden dit en voelden zich verraden door democratische politici.
Slide 5 - Diapositive
Economische problemen
Economische crisis door inflatie (waardevermindering van geld):
- de Duitse mark werd steeds minder waard. Dit zorgde voor minder vertrouwen in de economie.
Slide 6 - Diapositive
Mensen gaven hun loon snel uit, omdat alles aan het eind van de dag nog duurder kon worden.
Er ontstond voedseltekorten en er vielen hongerdoden.
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Oplossingen?
De vergering voerde eind 1923 een nieuwe mark in die duizend mijlard keer zo veel waard was als de oude.
De economie herstelde in 1924 toen Duitse banken leningen Amerikaanse leningen kregen en de herstelbetalingen werd verlaagd.
Vijf jaren van welvaartsgroei, maar...
Slide 9 - Diapositive
24 okt 1929, Zwarte donderdag
De aandelenkoersen daalde erg snel = Beurskrach, met een zware wereldwijde economische crisis (depressie) als gevolg.
Keerpunt in de geschiedenis: een belangrijk snelle verandering.
Slide 10 - Diapositive
Wat betekenen de Beurskrach voor Duitsland?
Duitsland werd extra hard getroffen:
Duitsland was afhankelijk van Amerikaanse leningen, die nu wegvielen.
30% van de Duitse beroepsbevolkingen was werkloos.
Opkomst van het populisme, bijv: politicus die beweerde dat hij Duitsland weer welvarend en machtig kon maken en het "dictaat van Versailles" ongedaan zou maken.
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Adolf Hitler
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Carte
Wie was Adolf Hitler?
Geboren in Oostenrijk
Toen hij 18 was, trok hij naar Wenen in de hoop toegelaten te worden tot de Academie van Kunsten, maar zo ver kwam het niet.
Slide 15 - Diapositive
Hitler in de WOI
Oorlogsveteraan
Vocht in het westfront tegen Frankrijk
Hitler geloofde heilig in de dolkstootlegende waarbij de nederlaag van het Keizerlijk leger werd toegeschreven aan het 'verraad van de socialisten, Joden, communisten en republikeinen'
Slide 16 - Diapositive
Na de WOI (1919)
Sloot zich in München aan bij een kleine rechts-nationalistische politieke partij.
Hij ontdekte dat hij een groot talent had: hij kon het publiek overtuigen en effectief toespreken. Hij was een goed redenaar.
Hij werd de leider van de partij:
Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP)
Slide 17 - Diapositive
Het nationaalsocialisme:
Antidemocratische, totalitaire, gewelddadige, extreem nationalistische en racistische politieke beweging.
Hitler was de Führer
Radicaler dan het facime, want de nazi's geloofden in de rassenleer
Slide 18 - Diapositive
Rassenleer
Het onjuiste theorie over erschillen tussen "mensenrassen".
De 'joodse ras' was de grootste vijand van het 'Germaanse ras'.
Het 'Germaanse ras' moest worden verbeterd door levensonwaardig en zwak leven te verwijderen (bijv. gehandicapten en homoseksuelen).
Slide 19 - Diapositive
Antisemitisme
Antisemitisme betekent jodenhaat.
Hitler was een antisemiet: hij gaf de joden de schuld van de Duitse nederlaag in de WOI.
Volgens Hitler waren joden socialisten die arbeiders gebruikten om van hun vaderland te vervreemden. Daarom moest er een nationaal socialisme komen: om de arbeiders van het "joodse" socialisme af te houden.
Slide 20 - Diapositive
Levensruimte
Hitler wilde meer grond voor het Duits sprekende volk om zich te kunnen voeden en hij wilde dat alle Duitssprekenden "heim ins Reich" kwamen.
Dit betekent dat:
Polen, Russen en andere 'minderwaardige Slavische volken' moesten worden verdreven (of vermoord...)
Slide 21 - Diapositive
Hitler werd rijkskanselier
Door de economische crisis groeide de aanhang van de NSDAP.
De partij werd de grootste in verkiezingen van juli 1932.
De andere partijen wilden niet met de nazi's samenwerken, maar konden ook geen stabiele regering vormen.
President Hindenburg benoemde Hitler op 1933 tot rijkskanselier.