engels klas 2 hoofdstuk 3

Wat gaan we leren vandaag?

Je kunt in het Engels zeggen wat voor weer het wordt.


Je kent minstens tien Engelse woorden die met het weer te maken hebben.


1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we leren vandaag?

Je kunt in het Engels zeggen wat voor weer het wordt.


Je kent minstens tien Engelse woorden die met het weer te maken hebben.


Slide 1 - Diapositive


Luister naar het liedje over het weer.
Je kent waarschijnlijk al een aantal woorden.
Luister naar het liedje. Welke woorden herken je?

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Woorden die met het weer te maken hebben.
Je krijgt een blaadje met daarop Engelse woorden die met het weer hebben te maken. Daarachter staat de vertaling.

Je krijgt tien minuten de tijd om de woorden door te lezen en te leren. Doe dat op de manier die voor jou prettig is.

We verdelen de klas in twee groepen. 1 leerling is spelleider en gaat de woorden opnoemen in het Engels of het Nederlands. Wie heeft de meeste woorden goed.

Slide 4 - Diapositive

Zo vraag je wat voor weer het wordt:


What will the weather be like?                                     Wat voor weer wordt het?

What will the temperature be  tommorrow?        Hoe warm wordt het morgen?

Will it be sunny or cloudy next week?                      Wordt het zonnig of bewolkt volgende week?


Dit kun je als antwoord geven:

It will be dry.                                                                           Het wordt droog.

It will be very cold tomorrow.                                        Het wordt morgen heel koud.

There will be a strong wind this afternoon.           Vanmiddag staat er een harde wind.




Slide 5 - Diapositive

Wat moet je maken?

Maak nu opdracht 7 t/m 11.  Die staan op de werkbladen.




Als je klaar bent maak je de extra opdracht op het werkblad.

Kies drie landen en maak daar een kort weerbericht over.

Slide 6 - Diapositive

opdracht 7
  1.  What will the weather be like?
  2.  Will it be sunny or cloudy next week?
  3.  It will be dry with sunny spells.
  4.  There will be a strong wind this afternoon.
  5.  It will be cloudy with lots of showers next week.

Slide 7 - Diapositive

opdracht 8
  1.  rain
  2.  sunny
  3.  cloudy
  4.  sunny spells
  5.  very cold
  6.  shower
  7.  wind




    Slide 8 - Diapositive

    opdracht 9
    1.  It will be dry.
    2.  It will be very cold.
    3.  There will be rain.
    4.  There will be a strong wind.
    5.  It will be cloudy
    6.  There will be showers.




      Slide 9 - Diapositive

      Slide 10 - Diapositive

      les over het weer.
      Hoe zeg je dat het zonnig wordt
      A
      sunny
      B
      rainy

      Slide 11 - Quiz

      Wat is het Engelse woord voor mist?
      A
      Showers
      B
      Storm
      C
      Fog
      D
      Frost

      Slide 12 - Quiz

      Wat gebruik je als het sneeuwt
      A
      sunglasses
      B
      gloves
      C
      raincoat
      D
      umbrella

      Slide 13 - Quiz

      Welk Engels woord past hierbij?

      Help! Where is my umbrella
      A
      snow
      B
      fog
      C
      sun
      D
      rain

      Slide 14 - Quiz

      Vertaal de zin:
      Het wordt vanmiddag erg heet!
      Welke zin is goed?

      A
      It will be hot this afternoon
      B
      It is very hot this afternoon

      Slide 15 - Quiz

      Vertaal de zin:
      Het wordt droog!
      Welk antwoord is goed?
      A
      Dry it is
      B
      It wil be dry
      C
      It is dry
      D
      It will be dry

      Slide 16 - Quiz

      Kies het juiste woord.
      I'm dreaming of a white christmas with lots of.........
      A
      showers
      B
      snow
      C
      rain
      D
      ice

      Slide 17 - Quiz

      Wat vul je in op de stippellijn:

      It ...be sunny and dry today!
      A
      is
      B
      will

      Slide 18 - Quiz

      Vertaal de zin:
      Het wordt morgen zonnig.
      Welke zin is goed
      A
      It is sunny tommorow
      B
      it will be sunny tomorow

      Slide 19 - Quiz

      Kijk even naar het filmpje
      Waarom zingt de man in de regen?

      Slide 20 - Diapositive

      Slide 21 - Vidéo

      Waarom zingt de man in de regen?
      A
      i am happy against
      B
      i are happy again
      C
      i am a papy again
      D
      i am happy again

      Slide 22 - Quiz