Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
M3 H 3.2 sparen Ec
M3 EC H 3.2
economie
1 / 25
suivant
Slide 1:
Diapositive
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Cette leçon contient
25 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
15 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
M3 EC H 3.2
economie
Slide 1 - Diapositive
1. Wat zijn spaarmotieven?
A
Voorzorg
B
Doel
C
Vakantie
D
Rente
Slide 2 - Quiz
2. Peter spaart voor een scooter. Hij zet al het geld dat hij kan missen op een spaarrekening bij de bank, zodat het geld sneller aangroeit.
Wat zijn de 2 spaarmotieven van Peter?
A
Sparen voor een doel & sparen uit voorzorg
B
Sparen uit voorzorg & sparen voor de rente
C
Sparen voor de hobby & sparen voor een doel
D
Sparen voor een doel & sparen voor de rente
Slide 3 - Quiz
Vraag 3: Er zijn drie soorten spaarmotieven. Welke is niet juist.
A
Sparen voor een doel
B
Sparen voor rente
C
Sparen voor lening
D
Sparen uit voorzorg
Slide 4 - Quiz
4. Wat is variabele rente?
A
Rente die vast staat.
B
Dat het rente percentage kan veranderen.
C
Dat de rente negatief is.
D
Het zelfde als een spaardeposito.
Slide 5 - Quiz
5. Bij een spaardeposito krijg je een variabele rente
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
6. Een variabele rente op een spaarrekening kan veranderen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
7. Samengestelde rente betekent?
A
Je krijgt iedere jaar rente op rente
B
Alleen rente krijgen op de rente
C
Alleen rente krijgen op mijn spaargeld
Slide 8 - Quiz
8. Spaarrekening: € 1.500
1,2% samengestelde rente
Hoeveel is het spaarbedrag na 3 jaar?
A
€ 54,65
B
€ 154,65
C
€ 1.565
D
€ 1.554,65
Slide 9 - Quiz
vr. 9a €250,- op spaarrekening. 3% samengestelde rente. Hoeveel na 2 jaar? Hoe bereken je dat ?
A
250 x 1,03 x 1,03=
B
250x3%x2=
C
250x3%x2+250=
D
250x1,03^2=
Slide 10 - Quiz
vr. 9b € 250,- staat op de spaarrekening tegen 3% samengestelde rente. Hoeveel is het saldo na 2 jaar?
A
€ 265,23
B
€ 265,00
C
€ 15,23
Slide 11 - Quiz
10. Bij samengestelde rente krijg je rente over rente.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quiz
10. Samengestelde rente levert meer op dan enkelvoudige rente.
A
juist
B
onjuist
C
hangt van de spaarvorm af
D
hangt van het spaarmotief af
Slide 13 - Quiz
11. Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten en diensten die je kunt kopen.
C
De hoeveelheid goederen die je kunt kopen.
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.
Slide 14 - Quiz
12.Door de inflatie kan ik...
A
minder producten kopen
B
meer producten kopen
C
hetzelfde kopen als eerst
D
niets meer kopen
Slide 15 - Quiz
13. Wat is het inflatiespook?
A
Koopgedrag van mensen
B
Angst voor mogelijk oplopende inflatie
C
Onwaarheden over inflatie bedenken
D
Tekenfilm
Slide 16 - Quiz
14. Wat is een spaardeposito?
A
Een rekening waarop geld staat waar je altijd bij kan als je het nodig hebt.
B
Een rekening waarop het geld voor een afgesproken tijd vast staat tegen een vaste rente.
C
Dit is een ander woord voor variabele rente.
D
Dit is een ander woord voor vaste rente.
Slide 17 - Quiz
H 3.
diverse zaken die je moet weten.
Slide 18 - Diapositive
15. Wat zijn kredietkosten?
A
Alles wat je méér terugbetaalt dan je geleend hebt
B
De rentekosten
C
De aflossing van de lening
Slide 19 - Quiz
16. Het maandelijks termijnbedrag van een persoonlijke lening...
A
Bestaat uit rente
B
Bestaat uit rente en aflossing
Slide 20 - Quiz
17. Kredietkosten =
(aantal termijnen × termijnbedrag) – leenbedrag
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
18. Dividend en koerswinst zijn het rendement van
A
een spaarrekening
B
obligaties
C
aandelen
Slide 22 - Quiz
19. Wanneer maakt een aandeelhouder koerswinst?
A
Als hij dividend ontvangt.
B
Als hij een aandeel voor meer verkoopt dan dat hij hem gekocht had.
C
Als het bedrijf winst maakt.
Slide 23 - Quiz
20. Wat is de formule voor het kopen van een vreemde valuta?
A
Bedrag in vreemde valuta = bedrag in euro’s / lage wisselkoers
B
Bedrag in vreemde valuta = bedrag in euro’s x hoge wisselkoers
C
Bedrag in vreemde valuta = bedrag in euro’s x lage wisselkoers
D
Bedrag in vreemde valuta = bedrag in euro’s / hoge wisselkoers
Slide 24 - Quiz
21.
In de tabel staat de wisselkoers van drie vreemde valuta's per €1,-
Fleur koopt voor €100 aan Deense Kronen. Hoeveel kronen krijgt ze?
A
0,067115 kroon
B
6,7115 kroon
C
67,115 kroon
D
671,15 kroon
Slide 25 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
2.2 Sparen of beleggen?
Août 2018
- Leçon avec
50 diapositives
par
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
3.2 Wat levert sparen op?
Septembre 2018
- Leçon avec
40 diapositives
par
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
3.2 Wat levert sparen op?
Octobre 2018
- Leçon avec
46 diapositives
par
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
2.2 Sparen of beleggen?
Août 2018
- Leçon avec
44 diapositives
par
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
Sparen
Janvier 2019
- Leçon avec
27 diapositives
par
Economics
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3,4
Economie voor vmbo
3.3 Geld lenen kost geld!
Septembre 2018
- Leçon avec
30 diapositives
par
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
Extra Herhaling quiz
Novembre 2024
- Leçon avec
16 diapositives
Economie
Middelbare school
vmbo b, mavo
Leerjaar 3
3.3
Octobre 2023
- Leçon avec
15 diapositives
Economie
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 3