9 nov_les 26 en 27

Welkom klas!

- datum toevoegen
- huiswerk in Magister
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 1 min

Éléments de cette leçon

Welkom klas!

- datum toevoegen
- huiswerk in Magister

Slide 1 - Diapositive

Op tafel:
- laptop en log in op LessonUp
- Kern
- map
- pen
- leesplanning
Welkom klas
timer
2:30

Slide 2 - Diapositive

Vandaag dag-datum: 
Leesplanning bespreken

Aan de slag met les 26 en 27

Slide 3 - Diapositive

Leesplanning
Leesweken tot de deadline
Aantal pagina's leesboek
Ideale leesomstandigheden
Aantal pagina's per leesweek

Slide 4 - Diapositive

Leesplanning
Leesweken tot de deadline
Aantal pagina's leesboek
Ideale leesomstandigheden
Aantal pagina's per leesweek
    > Tot welke pagina deze week? 


Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen les 26 en 27
  1. R: Ik weet wat de regels zijn voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd. 
  2. T1: Ik kan in een zin een passende vorm van de persoonsvorm in de tegenwoordige en de verleden tijd invullen.
  3. I: Ik kan zelf zinnen bedenken met moeilijkheden in de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige en de verleden tijd. 


Slide 6 - Diapositive

Eerst kennis ophalen. 
Wat weet je nog van les 26: 
de persoonsvorm?

Slide 7 - Diapositive

Er zijn drie manieren om een persoonsvorm te herkennen? Hoe? Schrijf er 3.
timer
1:30

Slide 8 - Question ouverte

Geef de persoonvorm in 'De waterfles lag op tafel.'
timer
0:30

Slide 9 - Question ouverte

Geef de persoonsvorm in 'De meiden kletsen tijdens de les.'
timer
0:30

Slide 10 - Question ouverte

Persoonsvorm enkelvoud
  • Bij de eerste persoon enkelvoud (ik) schrijf je de ik-vorm:
Ik lees een boek.
Ik word moet van fietsen.
  • Bij de tweede persoon enkelvoud (jij, u) schrijf je de ik-vorm+t:
Jij leest een boek.
U wordt moet van fietsen.
  • Bij de derde persoon enkelvoud (hij, zij, het) schrijf je de ik-vorm+t:
Hij leest een boek.
Zij wordt moe van fietsen.
Bij de eerste (wij), tweede (jullie) en derde (zij) persoon meervoud schrijf je het hele werkwoord:
Wij lezen een boek.
Jullie worden te snel moe van fietsen. 



Slide 11 - Diapositive

Tweede persoon enkelvoud: jij
Let op
  • Bij de tweede persoon enkelvoud:
Als jij achter de persoonsvorm staat, schrijf je de ik-vorm:
Vind jij wiskunde ook moeilijk?
Fiets jij ook altijd zo hard? 

Slide 12 - Diapositive

Persoonsvorm meervoud
  • Bij de eerste (wij), tweede (jullie) en derde (zij) persoon meervoud schrijf je het hele werkwoord:
Wij lezen een boek.
Jullie worden te snel moe van fietsen. 



Slide 13 - Diapositive

Persoonsvorm meervoud
  • Bij de eerste (wij), tweede (jullie) en derde (zij) persoon meervoud schrijf je het hele werkwoord:
Wij lezen een boek.
Jullie worden te snel moe van fietsen. 


                   Eens oefenen!



Slide 14 - Diapositive

Schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: 'De wiskundedocent ... (zuchten) hard als hij de toetsen nakijkt.
timer
0:45

Slide 15 - Question ouverte

Schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: Vul in: 'Het ... (regenen) pijpenstelen.'
timer
0:45

Slide 16 - Question ouverte

Schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: Vul in: 'In de bioscoop ... (worden) er gelachen.'
timer
0:30

Slide 17 - Question ouverte

Schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: 'Hillary Clinton ... (wonen) acht jaar in het Witte Huis.'
timer
0:45

Slide 18 - Question ouverte

Schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: 'Militairen ... (helpen) bij de opruimacties op de Waddeneilanden.'
timer
0:45

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Vidéo

Slide 21 - Diapositive

Sterke of zwakke werkwoorden?
Als de klank van een werkwoord in de verleden tijd hetzelfde blijft, is het een zwak werkwoord.
ik snoep, ik snoepte.

Als de klank van het werkwoord in de verleden tijd verandert, dan is het een sterk werkwoord.
ik lees, ik las                   ik fluit, ik floot

Omdat de klank zo sterk verandert, noem je dat sterke werkwoorden. 

Slide 22 - Diapositive

Verleden tijd: zwakke werkwoorden
Bij zwakke werkwoorden schrijf je -de(n) of -te(n) in de verleden tijd.

Welke je moet kiezen, ligt aan hoe het werkwoord eindigde:
1. Haal -en van het hele werkwoord af.
2. A> Eindigt het werkwoord op een medeklinker uit 't sexy fokshaapje, dan schrijf je een -t.
2. B> Eindigt het werkwoord op een andere medeklinker of een klinker, schrijf dan een -d. 

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Vul in (verleden tijd): 'De kunstenaar ... (schilderen) het werk in vijf dagen.'
timer
0:30

Slide 25 - Question ouverte

Is 'schilderen' een zwak of sterk werkwoord?
timer
0:30
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 26 - Quiz

Vul in (verleden tijd): 'De ouders ... (beslissen) om te bepalen wie er scheidrechter werd.'
timer
0:30

Slide 27 - Question ouverte

Is 'beslissen' een zwak of sterk werkwoord?
timer
0:30
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Vidéo

Huiswerk
Voor aankomende les: 
  • Maak van les 26 opdracht 2 en 4.
  • Maak van les 27 opdracht 3 en 4.
  • Schrijf in je planner wanneer je tot welke pagina moet zijn met lezen. 

Slide 30 - Diapositive

Begrippen uit les 26 en 27
persoonsvorm
tegenwoordige tijd
verleden tijd
zwakke en sterke werkwoorden
infinitief = hele werkwoord

Slide 31 - Diapositive


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd.

Slide 32 - Question ouverte